Lang hoefde Hester Macrander niet na te denken bij de keuze van haar favoriete leraar. ‘Wim Dwarshuis is van grote waarde geweest voor mij. Ik leerde hem kennen via het schooltoneel waar ik sinds de brugklas aan mee deed.’ In de derde kreeg ze de hoofdrol in het toneelstuk Bomen Sterven Staande, het eerste door Dwarshuis geregisseerde stuk.
HM: ‘In dat stuk moest ik meneer Pot kussen.’
WD: ‘Het was bewonderenswaardig dat zij op die leeftijd die rol al kon spelen. Daar hebben wij wel paf van gestaan. Ik heb meer leerlingen gehad die talentvol waren en daar later mee door zijn gegaan. Jochem Myjer bijvoorbeeld. Toen hij voor het eerst met het schoolcabaret meespeelde, zeiden we: volgend jaar bouwen we een show helemaal rond hem op, hij is zo goed! Helaas besloten zijn ouders toen naar Leiden te verhuizen.’
HD: ‘Ik herinner me ook nog een toneelavond waarbij ik alles aan elkaar mocht praten. Mijn vader zei na afloop: Meid, dit kan jij!’
WD: ‘Dat wisten wij docenten allang!’
HM: ‘Ik had zelf destijds helemaal niet door dat dat bijzonder was. Nu verdien ik er inderdaad mijn brood mee.’
HM: ‘Wim was een goede docent, met een passie voor literatuur. Ik weet nog dat ik een keer ziek was en baalde dat ik zijn les over literaire stijlfiguren moest missen.’
WD: ‘Jij was ook enthousiast over het B2-project.’
HM: ‘Jazeker! We mochten voor het centraal schriftelijk examen zelf een thema kiezen. Daarover moest je acht romans lezen en achtergrondinformatie verzamelen en bij het examen schreef je daar dan een essay over. Ik had Hugo Claus gekozen. Dat project maakte voor mij onderwijs leuk, zelf aan de slag gaan met iets wat me interesseert.’
WD: ‘Absoluut mijn idee over onderwijs. Bij mijn benoeming hier kreeg ik van de rector de opdracht mee om het tekst- en schrijfonderwijs te vernieuwen. Via de landelijke projectgroep Gericht Schrijven kreeg ik een informatiemap over het zogeheten B2-project, een alternatief examenonderdeel. Wij vonden het schrijven van een klassiek opstel, destijds examenonderdeel B1, onzinnig. We wilden leerlingen eerst kennis laten verzamelen en dan gericht op een bepaald publiek laten schrijven. Ik hoor vaker van oud-leerlingen dat ze dat zo leuk en bijzonder hebben gevonden.’
HM: ‘Ik zat tijdens het schrijven van het essay helemaal in een flow! Ik dacht: ik kan het, ik ben gelukkig. Wie is er nou gelukkig tijdens zijn eindexamen?!’
WD: ‘Ik heb je dan ook een 10 gegeven.’
HM: ‘Nee, een 9. Je zei: in de beoordeling van een essay zit altijd iets subjectiefs, daarom kan ik je geen 10 geven.’
WD: ‘Ik heb in al die jaren maar twee leerlingen ooit een 10 voor hun eindexamen gegeven…
HM: ‘Nee, een 9.’
W: ‘… daar denk je heel goed over na en achteraf weet je: ik heb toch gelijk gehad. Die twee, jij en Henk Pröpper, nu directeur van de uitgeverij Bezige Bij, laten beiden zien dat ze het waard waren.’
HM: ‘Het leuke van het schooltoneel was dat je leraren op een andere manier leerde kennen, je ging gelijkwaardiger met ze om. Dat was voor mij van groot belang. Nou ja, jou mochten we in de klas ook Wim noemen.’
WD: ‘Nee hoor, dat deden we op het Baudartius nooit. Jij was de enige die dat deed.’
HM: ‘Met Wim had ik een persoonlijke band, daarin vond ik jou uniek. Ik herinner me dat we op vrijdagavond met een groepje leerlingen wel eens bij hem thuis kwamen. Lekker Franse plaatjes draaien en filosofische gesprekken voeren. Bij Wim werd je gehoord. Juist in de adolescentie is dat belangrijk.’
WD: ‘Hester was een geheel zelfstandig denkende leerling. Een modelleerling in de goede zin van het woord.’
HM: ‘Ik heb vaak gehoord: Hester, maak het jezelf niet zo moeilijk.’
WD: ‘Niet bij mij. Jij was iemand die geen docent nodig had, maar vrijheid.’
HM: ‘Het is zo fijn dat iemand dat erkent! En dat je voor een deel zelf mag bepalen wat je doet. Ik heb verder echt geleden op school, alleen Nederlands, Engels en geschiedenis vond ik leuk.’
WD: ‘Dat kan ik me voorstellen, dit was destijds een vrij traditionele en gezapige school. Alleen de sectie Nederlands was vernieuwend.’
HD: ‘Door Wim ben ik Nederlands gaan studeren, al stapte ik na één jaar over naar de theaterschool. Later heb ik nog een tweedegraads bevoegdheid Nederlands gehaald en zelf ook lesgegeven. Dat doe ik op projectbasis nog en daarbij probeer ik net als Wim altijd leerlingen uit te dagen en te enthousiasmeren, hen zelf aan het werk te krijgen.’
WD: ‘Leraren hebben vaak de neiging op hun strepen te gaan staan, ze willen één lijn trekken voor alle leerlingen. Het meest interessante van lesgeven vind ik juist om het eigene van elke leerling te zien.’
HM: ‘En dat is voor jongeren wezenlijk: dat je belangstelling hebt voor hun identiteit. Iemand die ziet wie jij bent en waar jij goed in bent.’
Dit artikel verscheen in Didactief, april 2013.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven