‘Het taalniveau kan inderdaad beter, maar het ligt genuanceerder. Op sommige vlakken, zoals tekstbegrip en informatie opzoeken, presteren leerlingen goed. Ook doen leerlingen op de havo en in het vwo het gemiddeld best goed als het om lezen gaat.
Sommige vaardigheden verdienen extra aandacht. Zoals schrijven en kritisch lezen, waarbij leerlingen bijvoorbeeld beoordelen of teksten bruikbaar en betrouwbaar zijn. Ook aandacht voor leesmotivatie is belangrijk: in het po heeft 30% geen plezier in lezen, in het vo is dit maar liefst 60%. Leesmotivatie en leesvaardigheid hangen nauw met elkaar samen: als je goed bent in lezen, dan vind je lezen leuk, waardoor je meer gaat lezen en je leesvaardigheid beter wordt.
Breng je aanbod in kaart
Mijn advies aan scholen: breng in kaart hoe leerlingen ervoor staan en kijk of de taalactiviteiten en toetsen aansluiten op de leerdoelen. Nu zien we dat scholen relatief veel tijd steken in de makkelijk te meten onderdelen als spelling, woordenschat en grammatica, wat ten koste gaat van de meer uitdagende onderdelen, zoals kritisch lezen en schrijven. Beter is om de vaardigheden geïntegreerd aan te bieden: laat kinderen bijvoorbeeld iets schrijven over een onderwerp waarover ze ook hebben gelezen.
Vooral in het vo komt het taalonderwijs vaak nog volledig op de schouders van de docent Nederlands terecht. Ikraad aan om aandacht voor taalvaardigheden te koppelen aan andere vakken. Leerlingen ontwikkelen hun taalvaardigheden ook als ze deze kunnen toepassen in verschillende contexten.’
Inge Jansen, curriculumontwikkelaar taal bij SLO
‘Het taalaanbod op scholen is de afgelopen jaren armer geworden. We zijn begrijpend lezen gaan zien als een set trucjes en schotelen kinderen enkel AVI-teksten voor. Geen wonder dat de leesmotivatie achteruitholt. Nederland heeft een van de rijkste kinderboekencollecties ter wereld, maar dat zou je niet zeggen als je kijkt naar het leesplezier onder leerlingen.
Verrijk je leesaanbod
Een van de oorzaken is de enorme nadruk op lagere-ordevaardigheden, zoals technisch lezen. Drie maanden intensieve aandacht voor letters en woordopbouw in groep 3 is ruim voldoende. In Finland hebben ze er zelfs maar zes weken voor. Maar bij ons zitten kinderen in groep 5 vaak nog woordrijtjes te oefenen. Zodra een kind in groep 3 de basis heeft aangeleerd, dan is de scheiding tussen technisch en begrijpend lezen niet zinvol meer.
Leesvaardigheid ontwikkel je door kinderen dagelijks de tijd te geven om vrij te lezen en door ze voor te lezen uit boeken die qua taal boven hun niveau liggen. Ga kinderen niet voorschrijven wat ze moeten lezen, maar haal een mooie, gevarieerde collectie de school in en laat ze zelf kiezen.
Kijk ook kritisch naar je methodes. In veel methodes wordt de leerstof te gefragmenteerd aangeboden en zijn veel oefeningen irrelevant. Leraren zouden toetsresultaten voorzichtig moeten gebruiken als ze er met kinderen en ouders over praten. Toetsen zijn er vooral om een beeld te krijgen van hoe je klas ervoor staat en waar jij als leraar eventueel nog extra met de leerlingen aan moet werken.’
Anneke Smits, lector Onderwijsinnovatie en ICT bij Windesheim Hogeschool
‘Nederlandse leerlingen zijn gemiddeld best goed in rekenen (po en vo), weten we uit internationale vergelijkingen.
Wel zien we dat scholen over het algemeen de lat te laag leggen. Veel kinderen kunnen méér dan het fundamenteel niveau, maar krijgen niet de kans om dat te laten zien. Ook gaat veel aandacht naar de zwakkere rekenaars, waardoor minder tijd overblijft voor de rest. Maar onderwijs aanbieden dat voor iedereen uitdagend is, hoeft weinig extra tijd te kosten. Het is zonde als kinderen eigenlijk meer kunnen, maar te horen krijgen dat ze al genoeg gedaan hebben.
Zorg voor uitdagende sommen
Een misverstand is dat kinderen het basisniveau beheersen als ze de vier basisbewerkingen onder de knie hebben: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Rekenen-wiskunde behelst meer dan foutloos kunnen hoofdrekenen, ook al is het uiteraard fijn als je dat kunt. Een kind moet de rekenkennis ook kunnen toepassen in alledaagse contexten, zoals bij het afrekenen van boodschappen of om grafieken in de krant te begrijpen.
Belangrijk is dat scholen geregeld hun aanbod in rekenen-wiskunde evalueren. Sluiten alle oefeningen nog aan op de leerdoelen? Kan iedereen voldoende meekomen? Stel daarnaast een rekencoördinator aan die de inhoudelijke samenhang van de leerlijn overziet en kan helpen prioriteren. Scherpe en goed-onderbouwde keuzes zijn cruciaal om de kwaliteit van je rekenonderwijs op peil te houden.’
Stanja Oldengarm, curriculumontwikkelaar rekenen-wiskunde bij SLO
‘De sterke rekenaars hebben meer uitdaging nodig. Maar die uitdaging bieden leraren vaak niet. Ze typeren sterke rekenaars als instructieonafhankelijk en geven daarmee aan dat die kinderen er zonder ondersteuning ook wel komen. Maar zo is het niet . Als je kinderen onder hun niveau laat werken, ontstaat het risico dat ze gaan onderpresteren.
Het is nodig om in het reken-wiskundeonderwijs inzicht centraal te stellen. Nu volgen leraren nog vaak methoden die zich richten op de makkelijk te toetsen vaardigheden. Daarbij gaat het vooral om het kunnen toepassen van specifieke rekenregels. Dat is te beperkt.
Zet kinderen aan het denken
De wereld waarin we leven kent veel verborgen wiskunde. Denk aan hoe de overheid tijdens de pandemie grafieken en schema’s gebruikte om over de situatie te communiceren. Daarvoor is inzicht in rekenen-wiskunde nodig.
Dit inzicht kan een leraar bijvoorbeeld stimuleren door tijdens de les vaker open vragen te stellen. Welke sommen waren extra lastig en waarom? Zijn er andere manieren om bepaalde sommen op te lossen? Wat zijn de voor- en nadelen van een bepaalde aanpak? Hiermee help je leerlingen om kritischer na te denken over waar ze mee bezig zijn. Zowel zwakke als sterke rekenaars profiteren hiervan.
Ronald Keijzer, lector rekenen-wiskunde bij Hogeschool IPABO
Dit artikel verscheen in de SLO-special van Didactief, december 2022.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven