Onderzoek

Curriculum, quo vadis?

Tekst Jan van den Akker
Gepubliceerd op 11-05-2023 Gewijzigd op 16-05-2023
Beeld Shutterstock
Minister Wiersma wil de curriculumketen moderniseren. Een begrijpelijk streven, maar zijn voorstel voor een permanent curriculumcollege is slecht doordacht, vindt Jan van den Akker.

De Kamerbrief van minister Wiersma van 23 februari 2023 over curriculumonderhoud illustreert een beproefd recept om weerbarstige problemen (zoals het curriculumdossier overduidelijk is) te lijf te gaan: opdelen in overzichtelijke deeltaken en afzonderlijke tijdspaden voor de diverse vakken en sectoren. Hij vermijdt zoveel mogelijk ideologisch jargon (met normatieve uitspraken), legt procedures uit, vermeldt welke partijen al hebben ingestemd en wie er verder aan het werk gezet worden. Zijn zeer pragmatische betoogtrant krijgt echter naïef-technocratische trekjes als hij schrijft een ‘automatisch’ systeem van periodiek curriculumonderhoud (eens per decennium) na te streven. We zijn immers inmiddels al tien jaar bezig met vaak heftige discussies en inhoudelijke worstelingen over bijstelling van het landelijke curriculumraamwerk! Of en wanneer bijgestelde kerndoelen (en bijgestelde eindtermen voor vo) succesvol worden ingevoerd, moeten we nog maar afwachten. Waarschijnlijk zal er wel zo’n 20 jaar blijken te liggen tussen de huidige kerndoelen (in werking sinds 2006) en ingebruikname van de toekomstige.

We zijn al tien
jaar bezig met
heftige discussies

Voordat het zo ver is, dreigt er nog een lastig obstakel. De poging van de commissie Schnabel om tot een omvattende visie voor toekomstig onderwijs te komen (Onderwijs2032, gelanceerd in november 2014) is gesneuveld in een chaotische Twitterstorm vol zwart-witdenken. Tot een goed gestructureerd debat over de waartoe-vraag van leren en onderwijzen kwam het niet. Een kronkelige route volgde met wisselende labels, activiteiten en actoren (onder meer ontwikkelteams bij Curriculum.nu, en meer recent de wetenschappelijke curriculumcommissie). De waartoe-vraag (ofwel het overkoepelende rationale) is echter nooit serieus opgepakt, waarschijnlijk vanwege de vrees dat het onmogelijk is in onze hoogst pluriforme (om niet te zeggen, hopeloos verdeelde) samenleving tot een gezamenlijke streefrichting te komen. Ook de curriculumcommissie is in haar adviezen nauwelijks verder gekomen dan een obligate herhaling van de Biesta-drieslag (kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming), zonder nader te duiden wat die betekent voor de verschillende fasen van het onderwijs, laat staan dat er richtinggevende ontwerpprincipes aan gekoppeld werden.

 

Boemerangeffect

Is dat problematisch? Ja, want het is minstens ongemakkelijk om deelcurricula te ontwikkelen zonder een gemeenschappelijk koersgevoel over wat wenselijk is. Maar vooral gaat het opspelen als er straks keuzes gemaakt moeten worden als alle losse curriculumvoorstellen beschikbaar zijn. De huidige aanpak kan overladenheid en gebrekkige samenhang niet voorkomen. Afstemming en vooral prioriteiten stellen (en dus zaken schrappen) zal onvermijdelijk zijn. Dat is altijd lastig (want er staan deelbelangen op het spel), maar wordt haast onmogelijk als er geen gemeenschappelijk gedragen visie is op waartoe het leren en onderwijzen zich moet richten. Zo’n visie biedt immers argumenten voor keuzes van doelen en inhouden. Een boemerangeffect ligt nu op de loer, en het blijft ook een beetje armoedig.

Ter relativering: we moeten de waarde van een algemeen rationale niet overschatten. Ik heb de afgelopen jaren in vele buitenlandse curriculumkeukens rondgekeken. Daar zag ik dikwijls hoogdravende ambities die slechts gedeeltelijk waren uitgewerkt in deelcurricula. Bovendien sneuvelden veel van die vaak abstracte intenties in de lespraktijk, zeker in het voortgezet onderwijs. Daar bleken de (dikwijls langzaam veranderende) eindexamens, inclusief hun backwash-effecten naar lagere schooljaren, veelal van grotere invloed dan nieuw beleden curriculumidealen. Schotland en Singapore zijn opvallende voorbeelden van die paradox.

 

Curriculumcollege

Wiersma wil graag dat de Onderwijsraad eens per 10 jaar een ‘strategisch’ advies uitbrengt over wenselijke curriculumveranderingen. Een goed idee, gezien de onafhankelijke positie en brede horizon van de Onderwijsraad. Als opvolger van de wetenschappelijke curriculumcommissie wil de minister een permanent ‘Curriculumcollege’ instellen voor een ‘tactische’ vertaling van die strategische voorstellen (in een ‘onderhoudskalender’). Ik vind het vreemd om een nieuw orgaan op te richten voor zo’n infrequente en weinig heldere taak. Hoe verhoudt zich dat tot de taken van SLO als permanent nationaal expertisecentrum voor curriculumontwikkeling? Taakverwarring en institutionele drukte liggen voor de hand; die doen zich in veel landen voor rondom curriculumontwikkeling, leidend tot ongenoegen. Wellicht is een andere werkwijze wenselijk, bijvoorbeeld een meer systematische monitoring en analyse (van het beoogde, uitgevoerde en geleerde curriculum), en een beter geregisseerd debat of dialoog over prioriteiten (lees ook Samenhang en een goede bril (2)). Mogelijk leidt dat tot gelegitimeerde keuzes voor de ontwikkelagenda. Maar dan is het efficiënter de organisatie van die taken te beleggen binnen bestaande (wellicht aan te passen) structuren dan een nieuwe club op te tuigen.

Eindexamens van
grotere invloed dan
curriculumidealen

De integrale beoordeling van de nieuwe kerndoelen (door de daarna op te heffen curriculumcommissie) dwingt tot het stellen van prioriteiten. Zo kan wellicht (achteraf) toch nog een gezamenlijke streefrichting tot stand komen. Niet langs de koninklijke weg (want in rare volgorde en zonder brede consultatie en debat), maar misschien wel als opmaat naar een periodiek systeem van curriculumonderhoud, waar de Onderwijsraad qua strategische visievorming op kan voortbouwen.

 

Richtingsgevoel

Ondertussen moeten scholen en leraren zelf handen en voeten geven aan hun school-specifieke curriculum. De realiteit is dat centrale, gedetailleerde, verplichte curriculumvoorschriften in Nederland kansloos zijn, gezien de veelheid van opvattingen. Zover zal het dus niet komen. Hopelijk geven concretere kerndoelen en geactualiseerde eindtermen scholen (en onderwijsontwikkelaars zoals uitgevers en lerarenopleiders) wel meer houvast.

Dat er in de schoolpraktijk animo is voor ontwikkelwerk, blijkt uit de talloze initiatieven van samenwerkende teams onder noemers als professionele leergemeenschappen, docentontwerpteams, actie-onderzoek, Lesson Study enzovoort. Die activiteiten zijn vaak gericht op professionele docentontwikkeling rond allerlei thema’s, maar door een (scherpere) inhoudelijke focus op curriculaire ontwerpuitdagingen binnen de school, kan ook verbetering van de onderwijskwaliteit (relevantie, consistentie, uitvoerbaarheid en effectiviteit van het onderwijzen en leren) in het vizier komen. Zo ontstaat er toch meer richtingsgevoel (met ongetwijfeld varianten) binnen de brede curriculaire ruimte in ons land.

Jan van den Akker is oud-directeur van SLO en emeritus hoogleraar Curriculum aan de Universiteit Twente.

 

Meer lezen?

Lees de update van ons dossier over curriculumherziening.

Bekijk de curriculumwaaier van het SLO. 

 

 

Dit artikel verscheen in Didactief, mei 2023.

Verder lezen

1 Samenhang en een goede bril (2)
2 Curriculum.nu

Click here to revoke the Cookie consent