Frater Caesarius Mommers van de katholieke congregatie Fraters van Tilburg slaagt in de zomer van 1958 voor de acte MOB-pedagogiek (eerstegraads bevoegdheid vo en hbo). In zijn afstudeerscriptie analyseert hij alle 27 leesmethoden die na 1945 zijn verschenen of herdrukt. Op de avond van zijn examen geeft het hoofdbestuur van zijn congregatie Mommers opdracht een nieuwe leesmethode te maken. Basis vormen de richtlijnen voor een structuurmethode die hij zelf in zijn scriptie beschrijft. In 1960 verschijnt de eerste versie van de nieuwe methode onder de naam Zò leren lezen: niet analytisch, niet globaal, maar zò. Mommers heeft het ‘verlossende woord’ gesproken: de structuurmethode, als alternatief voor verschillende methoden waarover al sinds het begin van de negentiende eeuw wordt gestreden.
Al ruim tweehonderd jaar woedt in onderwijskringen een strijd om de kwaliteit van het leesonderwijs. Hoe moet je kleine kinderen lezen leren? Begin je met de letters of met hele woorden? Op welke wijze houd je rekening met de verschillen tussen leerlingen wat betreft tempo en leerstijl? Wat is de functie van illustraties? Welke leermiddelen blijken het meest effectief? Discussie over de methodiek van het aanvankelijk leesonderwijs is van alle tijden. Ook vandaag de dag met de verwarrende twistgesprekken over dyslexie.
(foto: Letterkast Prinsen, collectie Nationaal Onderwijsmuseum)
De allereerste wet op het lager onderwijs van 1806 verplicht scholen tot het geven van leesonderwijs. Bovendien moeten ze vanwege diezelfde wet klassikaal les geven, hoofdelijk onderwijs is verboden. Rond die tijd komt ook de discussie op gang over de leesmethodiek. Kinderen leerden tot dat toe lezen met de spelmethode. Het woord ‘roos’ wordt spellend gelezen: er-oo-es. Deze methodiek verliest snel terrein aan de klankmethode waarbij de letters worden uitgesproken zoals ze in woorden klinken: /r/ /oo/ /s/. Talloze onderwijzers ontwikkelen een eigen leesmethode: Niewold, Delabarre, Prinsen, Bouman, Van Wulfen, Rijkens, Versluys… Ieder met hun eigen theorieëen, woordenrijen, leesboekjes en wandplaten. Dan komt Hoogeveen, eind negentiende eeuw, met het leesplankje.
In 1910 verschijnt Hoogeveen’s verbeterde leesmethode aap-noot-mies. Kinderen leren er eerst de letters aan de hand van normaalwoorden, waarna ze in staat zijn nieuwe woorden te ontsleutelen. Lezen begint met het kleinste onderdeel van de geschreven taal: de letter. Deze methodiek steunt op de elementenpsychologie.
In de jaren dertig komt een tegenbeweging op gang tegen deze analytisch-synthetische leesmethoden. Wetenschappelijke onderzoek zou hebben uitgewezen dat jonge kinderen globaal waarnemen. De letter als start van het leesonderwijs zou leiden tot ‘letterknechterij’, tot hakkelende lezers en tot begriploos technisch verklanken. Aldus de critici. Makers van globale leesmethoden die zijn geïnspireerd door de Gestaltpsychologie, gaan uit van hele woorden of zelfs complete zinnen. Die leer je van buiten en de noodzakelijke kennis van de letters verwerven kinderen min of meer spontaan.
In de praktijk pakt het anders uit. Het leidt tot een forse uitval van slordige, radende lezers en ook de ‘globaal’-methoden krijgen de wind van voren. De discussie tussen ‘detaillisten’ à la Hoogeveen en de ‘globalisten’ loopt hoog op. Het duurt tot de jaren vijftig voor de storm gaat liggen. Dan is het wachten op het verlossende woord van Mommers.
Ondertussen hebben veel auteurs hun sporen verdiend met het ontwikkelen van vaak interessante en prachtig geïllustreerde leesmethoden. Natuurlijk eerder genoemde Hoogeveen, maar ook Reynders, Kloostermans, Versteeg, Van der Hulst, Evers, Van Breda en vele anderen. Veel namen zijn vrijwel vergeten. Hoogeveen en zijn illustrator Cornelis Jetses zijn opgenomen in het collectieve geheugen.
Tot 1970 worden wel pogingen ondernomen beide methodieken met elkaar te verzoenen, maar de impasse wordt niet doorbroken. Tot de komst op het toneel van een zekere frater Caesarius Mommers, lid van de katholieke onderwijscongregatie Fraters van Tilburg. Hij heeft het ‘verlossende woord’: de structuurmethode, als alternatief voor zowel de globale als de analytisch-synthetische methoden.
In 1960 verschijnt de eerste versie van zijn nieuwe methode onder de naam Zò leren lezen: niet analytisch, niet globaal, maar zò. Mommers werkt met een reeks aanvangswoorden: boom-roos-vis-vuur,... maar hij biedt die niet globaal aan, als een ongeleed geheel. Hij laat kinderen de structuur van die woorden zien. Het woordje roos, bijvoorbeeld, wordt ontleed in r-oo-s, daarna weer opgebouwd tot het hele woord roos. Vervolgens wordt de eerste letter op de woordstrook afgedekt of weggeklapt en vervangen door de letter b, zodat het woord boos ontstaat. Mommers ‘speelt’ met de samenstelling van de woorden, wat in de globale aanpak niet wenselijk werd geacht.
Naast Zò leren lezen verschijnt in 1963 een nieuwe editie onder de naam Veilig leren lezen, waarin de katholieke teksten in Zò leren lezen door neutrale zijn vervangen. De echte doorbraak van de structuurmethode laat nog even op zich wachten, tot circa 1970. Maar binnen enkele jaren verovert Mommers dan wel met zijn methode bijna een monopoliepositie.
De auteursgroep onder leiding van Mommers gaat niet op zijn lauweren rusten, Integendeel. In 1980 verschijnt een bijgewerkte versie. Die wordt met de regelmaat van de klok gevolgd door nieuwe edities in 1991, 2003 en 2014. Die van 1960 en 1980 beginnen met de woorden boom-roos-vis, die van 1991 en 2003 met maan-roos-vis, en de laatste met kim-sim-kip. De wereld verandert, de methode Veilig leren lezen verandert mee. Kleuter- en lagere scholen integreren, de computer doet zijn intrede, de overheid pleit voor ‘onderwijs op maat’, de leerlingenpopulatie verandert, wetenschappelijk onderzoek levert relevante gegevens, en wat al niet. Veilig leren lezen is altijd bij de tijd. En Mommers is steeds drijvende kracht.
Frater Caesarius Mommers overleed onverwacht in 2007 en de meest recente editie van ‘zijn’ methode verscheen in 2014. De belangrijkste wijzigingen stoelen op nieuwe inzichten geïnspireerd door hersenonderzoek. Daarover schreef Mommers al in 2006 in een tweetal onderwijstijdschriften…De methode Veilig leren lezen kan gerust het levenswerk van Caesarius Mommers worden genoemd. Bijna tien miljoen Nederlanders en Vlamingen hebben met zijn methode lezen geleerd. Zijn invloed reikt echter verder dan zijn auteurschap van de leesmethode. Mommers hield in de loop der jaren talloze lezingen, schreef vele artikelen, deed wetenschappelijk onderzoek en begeleidde een groot aantal scripties. Mommers heeft grote verdienste voor de kwaliteit van het leesonderwijs.
De Dr Caesarius Mommers Stichting heeft een boek aan Mommers’ levenswerk gewijd: Ik ben van boom roos vis. In het boek zijn ook beschrijvingen van vijf voorlopers van Veilig leren lezen opgenomen, twee analytisch-synthetische (Ik lees al en Zien en zeggen) en twee globale (Echt lezen en Langs nieuwe wegen), en een methode die een geïntegreerde aanpak biedt: Een nieuwe wereld.
Ger Janssen, Ik ben van boom roos vis. Uitgeverij Zwijsen, Tilburg, 2017. ISBN 978-90-487-3250-0.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven