Onderzoek

Bijna alles op een rij over… onderwijs aan kleuters

Tekst Winnifred Jelier
Gepubliceerd op 16-06-2019 Gewijzigd op 21-06-2017
Beeld Shutterstock
Hoe geef je goed kleuteronderwijs? Advies van onderzoekers over een doorlopende leerlijn, taalontwikkeling en interactiemomenten.

Kleuteronderwijs neemt in Nederland een bijzondere plaats in. De kern is ‘spelenderwijs leren’, dat via spelletjes en fantasie voorbereidt op het ‘echte’ leren vanaf groep 3. Voorbereidend lezen dus, schrijven en rekenen, maar ook de ontwikkeling van sociaal-emotionele vaardigheden en de motoriek. De laatste jaren is het kleuteronderwijs doelgerichter geworden, maar is dat ook wenselijk? Sommigen spreken van schadelijke ‘verschoolsing’: de meer systematische aanpak zou ten koste gaan van het spelend en ontdekkend leren (Zwartboek ‘Kleuters in de knel’, 2013; Goorhuis-Brouwer, 2008). Anderen stellen dat de meer systematische aanpak heeft geleid tot een betere doorstroom naar groep 3 (Veen e.a., 2013). De uitdaging lijkt vooral om kleuters voor te bereiden op groep 3 zonder creativiteit en nieuwsgierigheid uit het oog te verliezen. Gelukkig kan onderzoek houvast bieden.

Overgang naar groep 3

Na de zomervakantie stroomt de klas weer vol met kleuters. Overleg dan al met collega’s hoe je de overgang van groep 2 naar 3 kunt versoepelen. Bespreek samen hoe je tegen de ontwikkeling van de kinderen aankijkt: wat vinden jullie belangrijk, en hoe kunnen het leerlingvolgsysteem en de landelijke richtlijnen jullie helpen? Houd er rekening mee dat je collega’s uit groep 3 ‘schools’ denken, terwijl het kleuteronderwijs een voorbereiding is en dus een andere denkhouding en aanpak verlangt. Stel samen een doorlopende leerlijn op. Dit verkleint de stap naar groep 3 voor kleuters (Van der Wel en Krooneman, 2003). Beperk je niet tot leeropbrengsten of cognitieve vaardigheden, maar kijk naar de brede ontwikkeling van kinderen (inclusief sociaal-emotionele en motorische vaardigheden).

De meeste woorden leren kinderen in interactie. Bied kleuters daarom veel taal aan: praat, lees voor, zing liedjes en doe taalspelletjes. Spreek altijd rustig en duidelijk. Zo leren ze waar een woord begint en ophoudt, en help je ze klankverschillen te herkennen. Vierjarigen hebben meestal nog moeite met clusters van medeklinkers en het verschil tussen bijvoorbeeld ‘tap’ en ‘trap’. Hoe beter ze zulke klanken leren herkennen, hoe beter ze leren lezen (Van Goch, 2016).
Ook (interactief) voorlezen draagt bij aan de taalvaardigheid. Kinderen leren nieuwe woorden, beginnen verhaalopbouw te begrijpen en snappen hoe begrijpend lezen werkt. Benoem onder het voorlezen de gedachten die erbij horen (‘Waar zou dit boek over gaan? Eens kijken naar de titel.’) en stel leerlingen vragen (‘Gonnie kijkt boos op dit plaatje. Waarom zou dat zijn?’). Lees het liefst elke dag voor (Biemond en Hillen, 2006).

Spelenderwijs leren
- Maak de kinderen nieuwsgierig. Mijd opdrachten waarbij slechts één antwoord mogelijk is. 
- Laat kinderen experimenteren, maar blijf in de buurt om mee te denken en feedback te geven.
- Zorg voor een duidelijk kader: bouw routines in en blijf bij stressvolle situaties rustig en invoelend. 

Creatief leren denken

Kleuters kunnen heel creatief en onderzoekend zijn. Geef opdrachten die ze prikkelen zelf oplossingen te verzinnen (Raijmakers e.a., 2016). Vraag niet alleen naar het product (‘Wat maak je?’) of het proces (‘Hoe ga je dit maken?’), maar stimuleer ook het creatief denken (‘Hoe ga je dit oplossen?’). Knutselopdrachten lenen zich hier goed voor, maar doorgaans is er bescheiden ruimte voor eigen inbreng (IJzermans en Bakx, 2011). Laat kleuters bijvoorbeeld een kroon maken, op basis van een voorbeeld en met voorgeselecteerde materialen. Zulke ‘gesloten’ opdrachten laten ze wennen aan schoolse taken (Deunk, 2009). Maar wil je meer ruimte voor creativiteit bieden, laat kleuters dan eens ‘iets koninklijks’ maken. Blijf in de buurt om feedback te geven. Vraag door en moedig ze met tips of hints aan om verder te gaan en oplossingen te verzinnen (Slot, 2014; Meindertsma, 2014).

Help kleuters gericht om hun gedrag te sturen en te begrijpen. Dit doe je door orde te houden, maar ook met spelletjes of voorleesverhalen kun je ze begeleiden. Laat ze hun gevoelens verwoorden, en nadenken over verschillen tussen zichzelf en anderen, waar ze trots op zijn en hoe ze anderen kunnen helpen.
Blijf tijdens stressvolle gebeurtenissen rustig en benader de kinderen met empathie (Spilt en Koomen, 2012). Wanneer je negatief gedrag corrigeert, maak dan ook duidelijk wat positief gedrag is. Als een kind zichzelf verbetert, geef het dan een compliment waarbij je het positieve gedrag benoemt (‘Kijk, Jordy heeft zijn verfspullen opgeruimd. Handig, dan kan hij alvast ergens anders mee gaan spelen.’ Zie ook Alles op een rij over feedback in het po, Didactief, oktober 2016).

Boodschappenlijstje

In groep 2 hebben veel kinderen al de aandacht en motoriek om de eerste letters en cijfers op papier te zetten, maar nog niet allemaal. Hanteer als vuistregel dat een kind zelf interesse in schrijven toont. Wees terughoudend in een methodische aanpak en breng zelf speelse elementen aan als een methode hierin niet voorziet. Laat kleuters bijvoorbeeld een boodschappenlijstje maken met letterreeksen en plaatjes, of laat ze hun naam overtrekken en verwerken in een tekening. Met telspelletjes kun je ze interesseren voor rekenen (Friso-Van den Bos, 2014). Maak bijvoorbeeld een winkeltje en laat de kinderen elkaar producten verkopen. Ook kun je ze een ‘bouwtekening’ van een miniatuurtoren laten maken, of een stripje op basis van een verhaal. Zo oefenen ze met schematisch denken, waar ze tijdens het rekenonderwijs van profiteren (Poland, 2007).
In een klas gaat veel tijd zitten in wachten: tot iedereen zijn fruit op heeft, tot alle kinderen op hun plek zitten, tot het lokaal anders is ingericht. De interactie is dan vaak kleiner, tussen jou en de kleuters en tussen de kleuters onderling. Met eenvoudige ingrepen kun je de tijd efficiënter gebruiken: laat de kinderen bijvoorbeeld niet allemaal tegelijk hun fruit opeten, maar wijs een plek aan waar ze kunnen gaan zitten als ze iets willen eten. En geef ze de verantwoordelijkheid om deze ‘fruithoek’ netjes te houden: dan zullen de kleuters onderling in overleg gaan (Algoet, 2015).

 

Met dank aan Geert Driessen, Marjolein Deunk, Annemiek Veen en Eline Geus.

Alles op een rij is een artikelenserie waarin Didactief terugblikt op onderwijsonderzoek uit de afgelopen vijftien jaar.

Dit artikel verscheen in Didactief, juni 2017.

Click here to revoke the Cookie consent