Een basisschool die close reading wil invoeren, huurt daar normaal gesproken een externe expert voor in. ‘Een hele dure!’ knipoogt Aldo Rooijendijk. Op de Pro Rege School doen ze het anders: afgelopen schooljaar begeleidde Rooijendijk samen met een paar collega’s de invoering van deze methodiek voor begrijpend lezen. Die is veel leuker en effectiever, vindt hij.
‘We merken
dat nieuwe kennis
beter blijft hangen’
Er heerste op school al langer een gebrek aan motivatie bij begrijpend lezen, vertelt Rooijendijk. Niet alleen bij de leerlingen, maar ook bij de leraren. ‘Eigenlijk was iedereen ontevreden over de methode die we gebruikten. De teksten boden leerlingen te weinig uitdaging.’ Close reading, dat tien jaar geleden werd geïntroduceerd door de Amerikaanse onderzoekers Douglas Fisher en Nancy Frey, heeft juist als uitgangspunt dat leerlingen een moeilijke tekst voorgeschoteld krijgen, die ze niet in één keer begrijpen. Het zijn authentieke teksten die veel informatie bieden, zodat leerlingen er echt wat van opsteken.
Sinds vorig schooljaar selecteren Rooijendijk en zijn collega’s pittige teksten die leerlingen een aantal keer doornemen. Eerst lezen de kinderen de tekst zelfstandig en maken ze aantekeningen. Daarna neemt de leraar het voortouw bij het nogmaals doorlezen. ‘We bespreken dan samen: Waar gaat de tekst eigenlijk over? Wat vind je lastig en wat valt je op? In deze eerste fase ben je dus al heel inhoudelijk met de tekst bezig.’
‘De tekeningen
leiden tot een
gesprek over de tekst’
In de tweede fase beantwoorden leerlingen vragen bij de tekst die de leerkracht zelf heeft opgesteld. Het liefst is dat een mix van oppervlakkige en verdiepende vragen. Rooijendijk geeft als voorbeeld een lange, verhalende tekst over de watergeuzen en hun leven op het water die hij las met zijn groep 7. Een oppervlakkige vraag bij deze tekst was: hoeveel masten heeft een geuzenschip? Complexer wordt het als leerlingen verschillende tekstdelen met elkaar moeten verbinden, door bijvoorbeeld ergens vier oorzaken van op te sporen.
Rooijendijk licht toe: ‘Voor kinderen is het lastig om op eigen houtje verbanden te leggen. Hun werkgeheugen raakt snel overbelast.’ Hoogleraar Paul van den Broek (zie kader) betoogt dan ook dat ze daar hulp bij nodig hebben. Rooijendijk: ‘Door een tekst vaker te lezen en als leraar veel voor te doen, bouw je als het ware een steiger voor hen waarmee ze naar tekstbegrip en kennis kunnen klimmen. Het bekende scaffolding.’
Als de leerlingen een tekst helemaal hebben doorgrond, meestal na ongeveer twee lessen van drie kwartier, volgt een verwerkingsopdracht. Bij de watergeuzentekst luidde die: teken op een groot vel papier alles wat je nu weet over het leven van de watergeuzen. ‘Kinderen tekenden van alles’, vertelt Rooijendijk, ‘kogels en kruit, masten en zeilen, tot de plank voor het kielhalen aan toe. Die tekeningen leidden weer tot een gesprek over de tekst. Want op de ene tekening stonden de kogels aan de voorkant van het schip getekend en op de andere juist aan de achterkant. Hoe kon dat? Hoe zat het ook alweer in de tekst?’
Verwerkingsopdrachten bij de teksten doen een beroep op de creativiteit van de kinderen, maar ook op persoonlijke ervaringen. Er horen vragen bij zoals: ‘beschrijf een avond waarop je niet kon slapen, hoe kwam dat?’ Of: ‘bedenk een nieuw soort vleesetende plant’. Met deze vrije opdrachten heeft het team een eigen draai gegeven aan close reading. ‘We merken dat onze leerlingen de opdrachten waarderen en dat nieuwe kennis beter blijft hangen.’
Voordat de Pro Rege School close reading invoerde, dacht Rooijendijk eerst goed na over het tijdpad en de verschillende fases van het traject. Ook bedacht hij hoe hij het team mee kon krijgen bij een vernieuwing die een behoorlijke omslag in het denken vraagt. De directie regelde goede facilitering (lees: uren) en Rooijendijk hield een presentatie voor zijn collega’s. Daarin kwam de wetenschappelijke onderbouwing van close reading aan bod, zoals mooi samengevat in een overzichtsartikel van Kees Vernooy (zie kader), evenals uitleg over hoe je de lessen opbouwt.
Op studiedagen en woensdagmiddagen ontwerpen leraren nu in tweetallen close reading-lessen voor hun eigen groep. Rooijendijk: ‘We hebben ervoor gezorgd dat het team niet zelf op zoek hoeft naar passende teksten. We dachten: leer eerst maar eens een goede les ontwikkelen, daarna zie we verder. In een speciale close reading-boekenkast staat er al een flinke verzameling geschikte teksten klaar.’
Rooijendijk en zijn collega’s uit de werkgroep geven ook nog een jaar lang feedback op elk lesontwerp. Dat doen ze voordat de les is gegeven. ‘We kijken naar wat er goed aan is, maar geven ook suggesties als bijvoorbeeld de verwerkingsopdracht niet zo goed aansluit bij de tekst. Of we vragen: heb je gedacht aan een extra opdracht voor leerlingen die snel klaar zijn?’ Op verzoek geeft hij ook gastlessen close reading in de klassen van collega’s.
Rooijendijk merkt dat leraren en leerlingen enthousiast zijn over de nieuwe werkwijze. Hij voorspelt dat de Cito-resultaten van de leerlingen zullen verbeteren. Niet alleen doordat hun betrokkenheid groter is, maar ook doordat ze beter leren omgaan met allerhande teksten. ‘Of het nou een informatieve tekst is, een recept, gedicht of handleiding, leerlingen verwerven de tools om zich een tekst eigen te maken. Het kan niet anders of dat gaat zijn vruchten afwerpen.’
Op de boekenplank
|
Lees ook het coververhaal Trucjes leren of leren lezen? En bekijk het webinar van Heleen Buhrs en hoogleraar Eliane Segers over close reading dat half september 2022 hier wordt gepubliceerd.
Dit artikel verscheen in Didactief, september 2022.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven