Mohammed, derdejaars PrO, regelt vanuit zijn rolstoel de ontvangst van bezoekers. 'Mevrouw van de Biotoop?' vraagt hij op z'n allerkeurigst. Hij is een van de elf mentorleerlingen van Anke Visser (47). Omdat hij nog geen vaste stage heeft, doet hij dit soort klussen. Of het leuk is? 'Ja hoor,' lacht hij. Via het speelplein lopen we mee naar het naastliggende VSO-PrO-gebouw. Visser is al met de Cuma-les begonnen. Zeven paar nieuwsgierige ogen zijn gericht op de openschuivende deur. Bilal, ondeugende blik, springt op als Visser vraagt thee voor het bezoek te halen.
Tijdens de Cultuur en Maatschappij (Cuma)-les over mensenrechten is de klas gretig. Vingers schieten omhoog als Visser vraagt wat hen is bijgebleven. 'In sommige landen mogen mensen niet zeggen wat ze willen,' zegt Melanie. 'Vrijheid van geloof betekent dat je mag geloven wat je wilt,' antwoordt Mohammed. 'En,' vult Bilal aan, 'dat landen van de Verenigde Naties andere landen mogen aanspreken.' 'En ratificeren, wie weet wat dat is?' 'Als ik goed heb geluisterd,' zegt Gerreal, 'betekent het dat je ermee akkoord gaat als land.'
Biotoop verwondert zich over de verbale vermogens van de vierdejaars. 'Vergis je niet. Ze hebben een lichamelijke beperking én een leerachterstand. Het is het niveau praktijkonderwijs, dus deze leerlingen zitten ónder vmbo,' relativeert Visser.
Op het Ariane de Ranitz (de Utrechtse burgemeestersvrouw die zich in de vorige eeuw inzette voor kinderen met een beperking) krijgen leerlingen met een lichamelijke/meervoudige handicap of langdurige ziekte onderwijs en pedagogische begeleiding. Visser: ʻHet onderwijs is didactisch, gedragsmatig, maar ook pedagogisch; het gaat over omgaan met je beperking, mondig worden, verantwoordelijkheid durven nemen en weten wie je bent.ʼ
De school staat aan de Blauwe Vogelweg, verwijzend naar het beroemde sprookjestoneelstuk De Blauwe Vogel uit 1900 van Maurice Maeterlinck. Moraal van dit verhaal: door iets van jezelf te geven breng je de ander geluk. Het blijkt metaforisch voor de switch die Anke Visser in 2014 maakte, terug naar het leraarschap in het speciaal onderwijs. 'Want in het VSO zijn de klassen klein, dus is er ruimte om écht een band met leerlingen op te bouwen.ʼ Iets wat Visser het liefst doet. 'Ik weet zoveel van hen.' Met twee dagen voor de klas en anderhalve dag projectwerk vond ze hier wat ze zocht: meer balans in praktijk en onderwijskundige taken. 'Voor een onderwijskundige die lesgeven leuk vindt écht een perfecte baan.'
Na de pabo en een studie onderwijskunde werd Visser in 1994 beleidsmedewerker op een scholengemeenschap. 'Ik had mijn bul nog niet eens.' Maar al snel merkte ze: 'Als ik als onderwijskundige écht goed werk wil doen, moet ik voor de klas. Anders weet ik niet waar het over gaat.' Haar ervaring als leerkracht en beleidsmedewerker bij Bartiméus (voor leerlingen die blind of slechtziend zijn) bood haar voldoende 'praktijkbasis' om scholen en directies te adviseren. Dat deed ze zeven jaar als onderwijsadviseur bij de CED-groep, totdat het klaslokaal opnieuw lonkte.
Hoe collega's de komst van de ex-onderwijsadviseur ervoeren? Lacht. 'Ik kan me voorstellen dat je denkt: die denkt alles te weten. Maar zo ben ik helemaal niet. Ze weten wel dat ik kennis heb en die inbreng als het nodig is, maar ook dat ik er niet mee te koop loop. Andersom heb ik veel geleerd van collega's. De start voor de klas was pittig. Een aantal leerlingen slurpte door gedragsproblemen veel energie. Het was standje overleven. Ik had mijn collega's hard nodig.' Inmiddels lopen de leerlingen met ʻjuf Ankeʼ weg. Ze is een vertrouwd persoon. Op vrijdag is het Chilling Friday. 'Dat hebben de leerlingen vorig jaar bedacht om de week met elkaar af te sluiten. De vierdejaars komen terug van stage. We drinken thee, ik vraag hen iets lekkers mee te nemen, we bespreken de week of doen een groepsactiviteit. Zo oefenen we meteen de sociale vaardigheden.'
Contact maken kunnen deze leerlingen meestal goed. ʻOok in praktijkvakken kan de gemiddelde vwo'er veel van onze jongeren leren.' Dat werd bijvoorbeeld duidelijk op de jaarlijkse sportdag met middelbare scholieren uit de buurt. 'In sociale en praktische vaardigheden was het echt "dit" bij die vwo-jongens,' lacht Visser terwijl ze twee linkerhanden maakt. Maar dan ernstiger: 'Buiten deze muren zijn onze leerlingen kwetsbaar. Met de nieuwe Participatiewet moeten ze straks wél aan het werk. Rond de nieuwe wet is nog veel onduidelijk. Ook bij ouders. "Waar gaat mijn kind straks naartoe? Beschutte arbeid, wat is dat?" Op school hebben we duidelijke uitstroomprofielen en ontwikkelingsperspectieven voor de leerlingen. Met de loopbaancoördinatoren doen we er alles aan om ze te begeleiden naar een geschikte werkplek en vervolgopleiding.'
Maar Visser voorziet ook een andere belangrijke taak: leerling- en ouderparticipatie vergroten en vooral ook open zijn over wat haalbaar is. 'Ouders die zeggen: "Als je maar hard genoeg werkt, kun je alles worden." Dat is niet reëel. Laatst vertelde een jongen: "Ik wil vrachtwagenchauffeur worden en mijn moeder zegt dat ik ook treinmachinist kan worden." Ik zeg dan: "Wat jij wilt, is lastig. Maar jij vindt het wel heel mooi, dat vervoer, dus we moeten kijken wat daarin wel kan." Die realiteit, die zou ik meer straight willen neerzetten. Misschien al voordat leerlingen deze school kiezen.'
Na de Cuma-les volgt de gymles en daarna is het lunchpauze. Vissers leerlingen eten brood en kaarten met elkaar. Tijd om te gaan. Buiten passeert Biotoop een boom met felgekleurde vogelhuisjes. Nog een paar maanden... dan worden de huisjes weer bewoond. Zal er een blauwe vogel uit het ei kruipen?
Dit artikel verscheen in Didactief, april 2016.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven