Interview

Als vluchteling voor de klas

Tekst Winnifred Jelier
Gepubliceerd op 09-07-2018 Gewijzigd op 16-07-2018
Beeld Joost Bataille
Jackline Nambaziira was docent Engels in Oeganda, maar moest vluchten. Nu wil ze weer het onderwijs in.

Twee brugklassers staan voor de klas en zingen een zelfbedacht liedje, inclusief vlotte dansbewegingen. ‘Colour,’ roepen ze. Armen in de lucht, heupen opzij. ‘Age. Size.’ Giechel, giechel. ‘Nationality!’ Het is een lijstje van soorten bijvoeglijke naamwoorden. Hun docent Engels, Jackline Nambaziira (34), had de klas net gevraagd om een geschikte manier te vinden om het lijstje te onthouden. Dit blijkt een geschikte manier. Andere leerlingen zingen in no-time mee.

Het is een van de laatste lessen van Jackline aan deze klas: haar stage van een jaar op het Keizer Karel College in Amstelveen zit er bijna op. Sinds september 2017 volgt ze de deeltijdopleiding Leraar Engels bij de Hogeschool van Amsterdam. Hierna volgt nog een stage, wat vakken, en dan is ze klaar.

Maar Jackline is geen gewone docent-in-opleiding. In 2013 vluchtte ze uit Oeganda, waar het in veel gebieden al jaren onveilig is. Ze belandde in Nederland, niets wetend van de cultuur of taal. Onder meer vluchtelingenorganisatie UAF bood een helpende hand. Een van Jacklines dromen: weer voor de klas, net zoals ze jarenlang in Oeganda had gedaan.

Maar daarvoor moest ze wel eerst wat hobbels nemen: de taal leren, haar diploma laten erkennen, vertrouwd raken met de cultuur en leren over het Nederlandse onderwijssysteem. Ook ontdekte ze tijdens haar stage snel dat haar onderwijsaanpak niet altijd toereikend was: was ze gewend om in Oeganda onruststokers altijd even persoonlijk toe te spreken, nu merkte ze dat ze de klas als geheel strenger moest benaderen. Ook kon het lestempo iets omhoog: vanwege de warmte gaf ze de leerlingen in Oeganda meer de tijd en liet ze hen de stof vaker herhalen.

Tegelijkertijd kon ze meer ontspannen werken: in Oeganda had ze tussen de 60 en 130 leerlingen in de klas. Persoonlijk contact opbouwen was lastiger, zegt ze met gevoel voor understatement. Bovendien zaten leerlingen van verschillende leeftijden en niveaus door elkaar: klassikaal lesgeven was vaak geen optie. Dit loste ze op door leerlingen bijvoorbeeld zelf grammaticaregels uit een tekst te laten afleiden. Ze gaf wat hints en hup aan de slag. Leerzaam, maar in feite ook leuker, zag ze.

Nu kent ze alle leerlingen bij naam. ‘Niet vanaf de eerste les hoor,’ zegt ze verontschuldigend. ‘Nederlandse namen zijn best lastig. Maar na een aantal lessen ken ik iedereen wel.’ Bij beurten of correcties noemt ze vaak eerst even de voornaam – met een sterk accent, maar de leerlingen weten precies op wie ze telkens doelt.

De leerlingen waren sowieso snel aan haar accent gewend, vertelt een van de brugklassers. ‘In het begin konden we haar minder goed verstaan, want ze praatte anders. Nu is dat helemaal niet meer zo.’

De voertaal in de lessen is Engels. Heel soms gebruikt ze de leerlingen om beter Nederlands te leren. ‘Teach me,’ zegt ze dan. Dat doen ze dan. Natuurlijk, uiteindelijk gaat het erom dat de leerlingen iets van háár leren, maar af en toe mag het ook best andersom, vindt Jackline.

De klas van vandaag bestaat uit gymnasiumleerlingen. Pientere kinderen, snel van begrip, ook al blijven het pubers, vol energie en voortdurend op zoek naar spanning. Het is voor haar een goede klas geweest om in te beginnen, erkent ze. Laatst liep ze nog even mee in een vmbo-bbl-klas, bruisend van straatcultuur. ‘Dat was zwaar,’ zegt ze. ‘Het orde houden kostte me veel tijd.’ Ze wil graag op meer scholen rondkijken. Om haar blik ‘te verbreden’, zegt ze, te ontdekken hoe de wereld van leerlingen in Nederland er uitziet.

Nu al valt haar op hoe rijk het onderwijsaanbod is, al die verschillende praktische en theoretische opleidingsvarianten. ‘Dat heb je in Oeganda niet.’ Daar is het systeem ‘star’, vindt ze: ‘Er is één systeem en als je daar niet in past, dan houdt het meestal op.’ In Nederland heeft bovendien iedereen toegang tot onderwijs, waar in Oeganda veel kinderen nooit of heel weinig les krijgen. ‘Onderwijs is hier vanzelfsprekend. Dat is natuurlijk fantastisch.’

Aan de leraren op het Keizer Karel College heeft ze veel steun, vertelt ze. Ze voelen echt als collega’s. Af en toe kijkt ze mee in hun lessen. Iedereen praat Nederlands met haar, op aandringen van haar begeleider. Ze denkt veel aan haar taalfouten als ze met ze praat, maar zet toch door: haar collega’s geven haar het vertrouwen dat ze het kan, zegt ze.

Dat zelfvertrouwen vindt ze belangrijk. Ook voor haar leerlingen, blijkt tijdens de les. Zo hebben de brugklassers morgen een toets. Ze maken met gemak de voorbereidende oefeningen, maar toch is de stemming wat bedrukt. ‘I am not prepared,’ roept een leerling dramatisch. ‘Don’t worry,’ glimlacht ze, en tegen de hele groep: ‘You can do this. I trust you.’

 

Kwalificatie en begeleiding – tips voor lerarenopleiders

Voor leraren met een vluchtelingachtergrond is het soms schrikken als ze ontdekken dat hun diploma niet (volledig) erkend wordt in Nederland: een diploma wordt bijvoorbeeld gelijkwaardig geacht aan een twee- of driejarige bachelor, waardoor ze nog extra scholing nodig hebben voor een Nederlandse bevoegdheid. Hierdoor moeten ze soms vakken doen die ze zelf niet leerzaam vinden, omdat ze de stof al kennen. Stimuleer als lerarenopleider een pragmatische houding: het zijn formele hoepels waar de leraren doorheen moeten en ze zeggen niets over hen persoonlijk.

Richt je verder in de begeleiding op waar de leraren behoefte aan hebben, bijvoorbeeld extra stages om de blik te verbreden, een aanvullende taalcursus of een training over cultuurverschillen in de klas. Lerarenopleidingen hebben zulk cursusaanbod niet altijd (meer) in huis: kijk met de gemeente, andere lerarenopleidingen en/of scholen hoe je hulp kunt bieden. Sommige initiatieven hoeven niet veel geld te kosten, zoals het faciliteren van een intervisiegroep.

 

Praktijktips op school: hoe help je leraren als Jackline op weg?

  • Benader als begeleider/mentor de leraren niet als beginners, ze hebben immers al onderwijservaring. Kijk naar wat ze al weten en kunnen, en waar ze nog behoefte aan hebben. Bespreek wat de leraren gewend zijn als het gaat om het type leerlingen (gehoorzaam/mondig), groepssamenstelling (groot, gemengd?), rekening houden met verschillen, werken met verschillende materialen en werkvormen, orde houden (streng/zacht), relatie tussen leerlingen en leraren (formeel/informeel) en het onderwijssysteem (schooltypen, selectie, etc.).

  • Toon als begeleider/mentor respect voor wat de leraren aan kennis en ervaring meenemen: verlang niet dat ze alles overboord zetten, maar wel dat ze (samen met jou) hun aanpak afstemmen op de situatie op jullie school. Doe dit op een manier die voor hen goed werkt. Het gaat erom dat ze (weer) met zelfvertrouwen voor de klas staan.

  • Maak afspraken over de voertaal met collega’s: spreken de leraren tegen iedereen Nederlands of mag Engels af en toe ook? De taal leren is vooral in het begin een groot struikelblok en kan leiden tot veel onzekerheid. Het helpt als de leraren bij collega’s niet bang hoeven te zijn om fouten te maken en hulp krijgen om hun taal te verbeteren.

  • Wees empathisch: erken dat de leraren een moeilijk traject achter zich hebben, maar sla niet door in medelijden. De leraren zijn erg gemotiveerd om weer een normaal, veilig leven op te bouwen, en dat is lastig als ze steeds als slachtoffer benaderd worden. Laat ze zelf besluiten wat ze over hun achtergrond delen en met wie.

  • Niet alle leerlingen gaan goed om met leraren die ‘anders’ zijn. Waarschuw de leraren als je racistische of discriminerende opmerkingen verwacht, zodat ze er zich op kunnen voorbereiden.

Deze tips zijn gebaseerd op gesprekken met vier gevluchte docenten en drie leraarbegeleiders.

 

‘Duizenden gevluchte leraren’

Hoeveel gevluchte leraren zijn er in Nederland? ‘Veel,’ zegt lerarenopleider Henk Frencken. ‘Er moeten duizenden gevluchte docenten in Nederland zijn, uit diverse landen, allemaal mensen die mogelijk weer graag voor de klas willen.’ Uit navraag bij de IND en het COA blijkt dat onbekend is hoeveel statushouders met een onderwijsachtergrond Nederland rijk is.

 

Met dank aan Maria van Hove (Keizer Karel College) en Mirjam Gilhuis (Hogeschool van Amsterdam). Dit artikel is mogelijk gemaakt dankzij een stimuleringsbeurs van de Stichting Onderwijsfonds COCMA.

Verder lezen

1 Gevluchte docenten als oplossing voor het lerarentekort?
2 Wat vluchten betekent

Click here to revoke the Cookie consent