Onderzoek

Als het niet vanzelf gaat

Tekst IJsbrand Jepma en Karin Vander Heyden
Gepubliceerd op 07-12-2022 Gewijzigd op 07-12-2022
Beeld Shutterstock
Jonge kinderen verdienen een goede start op de basisschool. Maar voor sommigen gaat het niet vanzelf. Wat kunnen scholen dan doen?

In Nederland zijn de afgelopen jaren verschillende initiatieven ontstaan om kinderen een soepelere start in het basisonderwijs te geven, bijvoorbeeld in de vorm van gezamenlijke activiteiten van voorschoolse voorzieningen en basisscholen, peuter-kleutergroepen, instroomgroepen of vaste instroommomenten voor groepen kleuters. Maar de precieze opbrengsten en eventuele risico’s van deze initiatieven zijn onbekend. Wat weten we eigenlijk uit de wetenschap over een goede start?
 

Startproblemen

De start op de basisschool markeert een grote stap in het leven van jonge kinderen. Veruit de meeste kinderen maken deze stap zonder al te veel problemen. Eventuele moeilijkheden blijken meestal een tijdelijk wen- of aanpassingsprobleem: kinderen voelen zich rondom de transitie niet voldoende veilig, welkom of uitgedaagd. Ze ervaren hierdoor (tijdelijk) stress en worden hierbij onvoldoende begeleid door de volwassenen in hun omgeving (ouders, pedagogisch medewerkers en leerkrachten).

Voor zo’n 10-20% van de kinderen verloopt de start in het basisonderwijs minder soepel en zijn de problemen groter en van langere duur. De schoolstart kan in het bijzonder voor vier specifieke (deels overlappende) kindgroepen in deze groep problematisch zijn:

  • kinderen die geen voorschoolse voorziening hebben bezocht, zoals kinderopvang of kortdurende peuteropvang al dan niet met voorschoolse educatie (‘absolute beginners’) (10-15%);

  • kinderen uit de doelgroep van voor- en vroegschoolse educatie (onderwijsachterstandenbeleid) (15-30%);

  • kinderen met extra ondersteuningsbehoeften of beperkingen (passend onderwijs) (5-10%); en

  • (vroegrijpe) kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong (2-5%).
     

Oorzaken en verklaringen

Problemen omtrent de start in het basisonderwijs kunnen verschillende oorzaken hebben, zoals een gebrekkige aansluiting tussen thuis en school of tussen de voorschoolse voorziening en het basisonderwijs. Basisonderwijs dat niet goed inspeelt op de ontwikkelingsbehoeften van jonge kinderen kan ook een negatieve invloed hebben.

Ouders spelen uiteraard een belangrijke rol in de aansluiting tussen thuis en school: de opvoeding van kinderen, het taalaanbod dat ze in de voorschoolse periode krijgen (hoe veel en hoe goed wordt met hen gesproken?) en stimulatie van hun ontwikkeling thuis beïnvloeden de vroegkinderlijke ontwikkeling. Een deel van de doelgroepkinderen begint met minder goede leervoorwaarden, zoals een kleine woordenschat en minder zelfregulatie, aan hun schooltijd. Tijdens de schooltijd wordt deze achterstand niet of nauwelijks ingelopen. Maar basisscholen die rekening houden met de ervaringen die kinderen thuis hebben opgedaan (zoals taal en cultuur), maken de overgang soepeler. Het accepteren, waarderen en benutten van de (moeder)taal en cultuur van kinderen en hun ouders in het onderwijs, kan de schoolstart bespoedigen.

Daarnaast dienen het ontwikkelingsaanbod en de professionele pedagogisch-didactische praktijken in voorschoolse voorzieningen en basisonderwijs op elkaar te zijn aangesloten om zo een ononderbroken ontwikkelproces te garanderen voor jonge kinderen. Dit geldt zowel op landelijk niveau (bijvoorbeeld middels een nationaal curriculum) als op lokaal niveau (op individuele voorschoolse voorzieningen en basisscholen).

En hoe goed kunnen basisscholen eigenlijk tegemoetkomen aan de specifieke ontwikkelingsbehoeften van jonge kinderen bij de start? De situatie (continue instroom, groepsgrootte en beroepskracht/kind-ratio) in de onderbouw lijken hiervoor namelijk niet altijd gunstig.
 

Veelbelovend

Om bovengenoemde oorzaken aan te pakken, signaleren de onderzoekers een aantal kansrijke maatregelen, zoals:

  • intensiveren van de samenwerking en afstemming tussen professionals en ouders op grond van een (op)startprogramma;

  • inspelen op de taal (en cultuur) van kinderen en hun ouders, bijvoorbeeld via translanguaging (toestaan van meertaligheid op de groep, er zijn geen restricties in taalgebruik, alle talen zijn welkom en hebben dezelfde status) en funds of knowledge (waarbij je de kennisbronnen zoals  taal en cultuur die kinderen meebrengen van thuis bewust inzet op school om een brug te slaan tussen school en thuis);

  • maximeren van de groepsgrootte (maximaal 20 kleuters) en verkleinen van de beroepskracht/kind-ratio (1:10) in de onderbouw van de basisschool;

  • pedagogisch medewerkers uit voorschoolse voorzieningen en leerkrachten van groep 1/2 uit het basisonderwijs samen (verder) laten professionaliseren;

  • peuters en kleuters samenvoegen in een klas (binnen een beperkte leeftijdsmarge).
     

Vervolgstudie

De onderzoekers raden aan om eerst de huidige situatie rondom de start in het basisonderwijs in Nederland te analyseren. De meest geschikte manier om bestaande praktijken te versterken lijkt ontwerponderzoek op combinaties van voorschoolse voorzieningen en basisscholen: diverse professionals uit wetenschap, beleid, opleiding en praktijk kunnen samen nieuwe of vernieuwde praktijken voor de start in het basisonderwijs ontwerpen, uitvoeren en evalueren. Dit kan worden aangevuld met participatief handelingsgericht onderzoek: professionals uit voorschoolse voorzieningen en basisonderwijs zullen hierin een actieve rol moeten krijgen, om nieuwe professionele competenties, zelfregie en eigenaarschap in hun eigen werk te ontwikkelen. De structuur van ‘professionele leergemeenschappen’, ‘werkplaatsen’ of variaties hierop is een goede vorm voor toekomstig onderzoek naar het verbeteren van de start in het basisonderwijs voor jonge kinderen.

 

Op verzoek van de ministeries van SZW en OCW en de Inspectie van het Onderwijs heeft het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek aan Sardes gevraagd een wetenschappelijk kader te maken gericht op het verbeteren van de schoolstart in het basisonderwijs. Dit dient als houvast voor toekomstig onderzoek.

IJsbrand Jepma en Karin Vander Heyden Zijn werkzaam bij Sardes. Meer lezen over deze publicatie?

Jepma, IJ. & Heyden, K. Vander (2022). Verbeteren start in het basisonderwijs. Een wetenschappelijk kader. Sardes.

Click here to revoke the Cookie consent