Jouw non-verbale gedrag heeft invloed op de prestaties van kinderen. Kijk ze in de ogen. Let op je mimiek, je lichaamshouding. Essentieel is dat je een relatie opbouwt, laat merken dat je de leerling begrijpt. Spreek hem bijvoorbeeld aan op iets wat je van hem weet. ‘Hoe is het met je paard?’ Leiderschapsgedrag is belangrijk om een groep goed aan te sturen. Laat kinderen voelen dat ze op je kunnen vertrouwen, dat jij degene bent die de groepsprocessen bewaakt. Geef je leerlingen dat gevoel niet, dan maken ze onderling uit wie de leider is. Op didactisch vlak is het essentieel dat je het denkproces kunt activeren, kinderen aan het werk kunt zetten en een les afsluit met vragen als: Wat heb je geleerd? Hoe heb je geleerd?
Observeer hoe de leerling binnenkomt. Rustig, druk, vrolijk, afwezig? Loop voor aanvang en tijdens de les rond en toon een-op-een interesse: is het gelukt met het huiswerk? Je krijgt antwoord: ‘Nee, het lukte (weer) niet’, of: ‘Ja, het ging heel goed’. Je ziet hoe een leerling er sociaal-emotioneel in staat. Weet van de individuele leerling op welk niveau hij zit en maak een analyse van de problematiek. Hoe denkt hij? Welke vaardigheden en strategieën past hij toe? Hoe (zelfstandig) organiseert hij zijn werk? Ook bij de klassikale uitleg krijg je signalen: doet een kind mee en hoe? In het activeren van zijn denkproces stel je vragen: ‘Kun jij navertellen wat ik net gezegd heb?’ ‘Kun jij een samenvatting maken?’ Dit zijn manieren waarop je informatie verzamelt over de leerstijl en -strategie van een kind. Vervolgens zet je
de leerlingen aan het werk, loop je langs en stel je vragen om een beeld te krijgen van waar het kind ‘zit’ en hoe je hem verder kunt brengen. De toets geeft inzicht in hoever een kind is in relatie tot de gestelde doelen.
Besteed veel tijd aan overleg met collega’s over lesgeven. Maak samen een lessencyclus, praat over onderwijs, vakinhoud, vakdidactiek, lesontwerp, reflectie en stel lessen weer bij. Je kunt elkaar helpen bij vragen: hoe stuur ik deze groep aan? hoe doe ik recht aan de verschillen? Dat kost tijd. Laat daarom de computer - daar waar het kan - ondersteunend zijn. Door vooraf samen de juiste opdrachten te maken die een beroep doen op verschillende leerstijlen, kun je leerlingen tijdelijk aan het werk zetten.
Wanneer je verschillen tussen leerlingen ziet - een groepje leerlingen dat al moeite heeft met het tot zich nemen van de kennis versus de drie snelle leerlingen die zich na een kwartier al vervelen - kijk dan of je de klas in maximaal drie groepen kunt verdelen. Bijvoorbeeld op basis van hoe snel de leerling kennis verwerft: groep 1 heeft moeite met de kennis, groep 2 stijgt daar ver bovenuit en groep 3 zit er tussenin. Pas dan het IGDI (directe instructie) model toe en ontdek of een andere instructie de oplossing is. Differentieer in leertijd of binnen een werkvorm. Ontwerp een aanbod en pas het toe. Differentiëren is een kwestie van uitproberen en bijstellen.
Dit artikel verscheen in de special 'Ziet u het verschil?' over differentiëren. Deze special is gemaakt door de redactie van Didactief in samenwerking met CPS Onderwijsontwikkeling en advies. Een financiële bijdrage is geleverd door CPS.
Deze special verscheen in Didactief, oktober 2012.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven