Zonnen, manen en sterren

Tekst Marcel Schmeier
Gepubliceerd op 09-02-2021
De selectie van kinderen vindt al veel eerder plaats dan bij het eindadvies in groep 8, schrijft Marcel Schmeier.


Dankzij de televisieserie ‘Klassen’ is er nu er veel aandacht voor kansengelijkheid in het onderwijs. Ik vind dat een goede zaak, want kinderen verdienen het om te worden beoordeeld op hun leervermogen in plaats van op het financieel vermogen van hun ouders.

Aandacht voor gelijke kansen blijft hard nodig. De Onderwijsinspectie constateert dat leerlingen van hoogopgeleide ouders vaker in hogere onderwijssoorten terechtkomen dan leerlingen met laagopgeleide ouders, die vergelijkbare schoolprestaties behalen. Hoe hoger opgeleid de ouders, hoe hoger het schooladvies, hoe meer kinderen leren.

De onbewuste verwachtingen van leerkrachten spelen duidelijk een rol bij het eindadvies dat ze leerlingen geven in groep 8. Die verwachtingen worden sterk beïnvloed door de sociaaleconomische afkomst van een leerling, zo blijkt uit onderzoek van Christine Rubie-Davies van de Universiteit van Auckland. Kinderen uit de onderklasse ondervinden hiervan extra nadeel. Zij worden vaker te laag ingedeeld en krijgen onderwijs dat onvoldoende aansluit op hun leervermogen. Ze leren daardoor minder en blijven onnodig achter.

Om deze reden ontwikkelde de Onderwijsinspectie een online simulatie waarmee leerkrachten feedback krijgen op hun manier van adviseren in groep 8. De simulatie maakt leerkrachten bewust van hun vooroordelen. Veel leerkrachten nemen hier vrijwillig aan deel en vergroten hiermee de kansengelijkheid van de kinderen in hun klas.

In het publieke debat over het schooladvies staat het keuzemoment in groep 8 centraal, maar we zien daarbij over het hoofd dat de verdeling in onderwijsniveaus eigenlijk al veel eerder plaatsvindt. Veel basisscholen werken namelijk met lesmethodes die kinderen al vanaf groep 3 indelen in verschillende niveaugroepen.

Deze niveaus worden vaak aangeduid als ‘aanpak 1, 2 en 3’ of visueel gemaakt met 1, 2 of 3 sterren. Hierbij is aanpak 1 bedoeld voor leerlingen die moeite hebben met leren, aanpak 2 voor de gemiddelde leerlingen en aanpak 3 voor de leerlingen die meer aankunnen. Soms worden er ook namen gegeven aan deze groepen, zoals ster, maan en zon. Voor de duidelijkheid: als je kind een ster is, dan is het juist geen ster in rekenen of lezen.

Mijn ervaring is dat kinderen die in groep 3 al worden ingedeeld in aanpak 1, doorgaans de rest van hun schoolloopbaan veroordeeld zijn tot het volgen van dit niveau. Doordat deze kinderen eenvoudigere leerstof krijgen aangeboden, leren ze minder dan hun klasgenoten. Bij toetsen zien leerkrachten hun lage verwachtingen bevestigd en zo is de cirkel rond.

Omdat deze kinderen bovendien samenwerken met andere kinderen die het moeilijk vinden, kunnen ze zich ook niet optrekken aan goede voorbeelden en blijven ze onder hun mogelijkheden presteren.

De kinderen in aanpak 3 krijgen daarentegen juist meer uitdagende leerstof aangeboden en leren daardoor ook meer. Het indelen in niveaus is een vorm van extreem vroege selectie waardoor de verwachtingen en kansen al vast komen te liggen in de laagste groepen van de basisschool. Hoe zou de verdeling van kinderen van laag- en hoogopgeleide ouders eigenlijk zijn over deze niveaus?

Ik legde mijn gedachten voor aan socioloog Thijs Bol van de Universiteit van Amsterdam. ‘Deze vraag is extreem relevant en interessant, maar nog maar heel slecht onderzocht. Terwijl er nu veel aandacht is voor de vroege selectie in groep 8, worden er op scholen vaak op veel vroegere leeftijden al classificaties gemaakt. De vraag is inderdaad hoe de verdeling van kinderen uit verschillende sociale klassen is over deze niveaus. Ik wil daar graag onderzoek naar doen. Het is in ieder geval zeer voor de hand liggend dat de verwachtingen die hiermee gecreëerd worden eenzelfde effect hebben op de leerprestaties van kinderen. Het is zinloos om een ingrijpende verandering van ons onderwijsstelsel na te streven (later selecteren), als de buit al veel eerder verdeeld wordt.’

Het Nederlands Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) adviseert scholen daarom om de niveauverschillen binnen groepen op de basisschool te beperken en een lesmodel te gebruiken dat de leerstof aan alle kinderen onderwijst, bijvoorbeeld het directe instructiemodel. Hierbij werken alle leerlingen naar hetzelfde lesdoel. Ook de Onderwijsinspectie benadrukt om de les zo in te richten dat alle kinderen het lesdoel kunnen behalen.

Voor kinderen die de leerdoelen niet dreigen te halen is het belangrijk om de instructie- en oefentijd uit te breiden om achterstanden te voorkomen. Als er een groepje wordt samengesteld van kinderen die extra hulp nodig hebben, dan is het belangrijk om het doel niet te verlagen. Kinderen verdienen het om eind groep 8 de basisdoelen te hebben behaald.  

Ook moeten niet steeds dezelfde kinderen extra hulp krijgen. Beter is het om per les te bepalen wie het nog moeilijk vinden. Tot slot is het aan te raden om regelmatig kinderen te laten deelnemen die het leerdoel al wel beheersen. Zij kunnen hun kennis delen en een voorbeeld zijn, waar andere kinderen zich aan kunnen optrekken.

Leren op de basisschool moet namelijk gebeuren in gezamenlijkheid en niet in genummerde niveaus met bijbehorend aantal sterren. Door een klassikale aanpak te gebruiken, hebben leerkrachten niet alleen hoge verwachtingen van de cognitieve ontwikkeling, maar leren ze kinderen ook om zorg voor elkaar te dragen. Samen op weg naar een hoog niveau in plaats van ieder vast op zijn eigen niveau.

 

Marcel Schmeier is onderwijsadviseur bij Expertis, auteur van diverse onderwijsboeken en bevoegd leerkracht basisonderwijs.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent