Hun kinderen hebben te vaak school verzuimd. Hun zonen hebben geregeld op maandag meegeholpen bij de piekaanvoer van vis en hun dochters hebben thuis voor hun moeders garnalen gepeld. Ook zijn er jongeren die helemaal niet meer naar school gaan en in de vistransport hun geld verdienen.
Is dat een misdaad? Zo zien de ouders het niet. Een van hen verklaart tegenover het Reformatorisch Dagblad: ‘De Urkers zijn een markant volk, met een grote werklust. In Nederland plukt men de vruchten van die noeste ijver. Nu krijgen wij op de rechtbank een trap na. Wat voor kwaad steekt er in om je kinderen werkend groot te brengen?’
De officier van justitie spreekt van een ‘alarmerend’ schoolverzuim. In drie processen heeft hij in één jaar tijd bijna tachtig ouders voor de rechter gedaagd.
Lange tijd ziet de overheid het ontduiken van de leerplicht oogluikend door de vingers. In de jaren tachtig van de vorige eeuw is het plotseling afgelopen met dit gedoogbeleid. In Enschede rijdt zelfs een spijbelbus rond om kinderen op te pikken en naar school te brengen. Bijna elke gemeente start een project tegen schoolverzuim. Wat is er aan de hand?
In 1900 is de leerplicht voor het eerst wettelijk vastgelegd. Ons land is daar, in vergelijking met het buitenland, vrij laat mee. Om de wet door het parlement te krijgen zijn vele compromissen gesloten. Een daarvan is een lange zomervakantie, zodat kinderen op het platteland, waar het schoolverzuim groot is, nog kunnen helpen bij het oogsten.
Schoolverzuim werd lange tijd niet als een probleem gezien
De leerplicht duurt tot het einde van de lagere school. Tijdens de Duitse bezetting wordt de leerplicht echter met een jaar verlengd. Hierdoor moeten veel kinderen hun tijd uitzitten op de achterste rijen van de lagere school. Geen pretje voor de leraren. Als het er erg veel zijn, dan doopt men de klassen met wachtende leerlingen om in ‘voortgezet gewoon lager onderwijs’ (vglo), een onderwijsvorm die later model staat voor de brugklas. Na de bevrijding wordt de gehate maatregel uit de Duitse tijd ingetrokken.
In 1969 komt er een vernieuwde leerplichtwet, waarin de leerplicht wordt verlengd naar negen jaar en een echte toezichthouder wordt benoemd, de leerplichtambtenaar. Dat verandert iets, maar niet veel. Iedere ambtenaar pakt het verzuim op zijn eigen manier aan en er is nauwelijks een goede registratie.
De ophef over schoolverzuim neemt in het midden van de jaren tachtig toe. Dat is op het eerste gezicht vreemd. De schoolbezoeken bereiken in die jaren juist een piek en het verzuim neemt zelfs enigszins af. Een verklaring is te vinden in de economische crisis in die tijd. De werkloosheid loopt op en vooral jongeren worden ernstig getroffen. Net als in de crisis van de jaren dertig neemt de angst voor een ontwortelde jeugd toe. Alle kranten berichten over ‘randgroepjongeren’ of ‘asfaltjeugd’. Spijbelen wordt in verband gebracht met jeugdcriminaliteit.
De Urker ouders kunnen de dans niet langer ontspringen: er steekt volgens de heersende mening veel gevaar in het werkend groot brengen van je kinderen. Wat begint als een sociaal-economisch probleem, wordt een opvoedkundig probleem waarvoor de school de oplossing moet bieden.
Rond 1990 wordt de startkwalificatie geïntroduceerd als ijkpunt voor een succesvolle schoolloopbaan. Die moet iedereen op zijn minst zien te behalen. De aanval op het voortijdig schoolverlaten is geopend.
Sjoerd Karsten is emeritus hoogleraar Onderwijskunde.
Dit artikel is verschenen in Didactief, december 2014.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven