Op het Jeugdjournaal gaf een leerlinge haar commentaar: 'Dat is lastig kiezen. Van een leraar leer je, maar een conciërge is ook belangrijk.' Dit meisje slaat de spijker op zijn kop. Het is onverantwoord om scholen te laten kiezen voor de leraar of de conciërge. Beiden zijn een basisvoorwaarde voor goed onderwijs.
Bovendien, was de keuze maar zo eenvoudig. De mogelijkheden van de zogeheten lumpsum om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren (of te verslechteren) zijn immers eindeloos. De schoolbesturen kunnen die 500 miljoen euro extra helemaal naar eigen inzicht besteden.
Zo staat er bijvoorbeeld in de brief van de minister aan de Tweede Kamer: 'Instellingen worden in staat gesteld te kunnen inzetten op de versterking van de innovatieve slagkracht van docenten.'
Geen greep
De politiek heeft al jaren geen greep meer op de besteding van onderwijsgeld. Tussen 1995 en 2011 is het beschikbare bedrag voor onderwijs van 13,7 miljard gegroeid naar 31,4 miljard euro. Gecorrigeerd voor inflatie is dat een toename van meer dan 60 procent in harde euro's. Bij deze cijfers zou je verwachten dat er in het onderwijs alleen maar tevreden mensen rondlopen. Geld genoeg voor goed ondersteunend personeel, hoger opgeleide docenten en hier en daar een smartboard. Niets is minder waar. Een conciërge is niet vanzelfsprekend aanwezig. Ook van een kwaliteitsverbetering is geen sprake.
In het voortgezet onderwijs wordt inmiddels een kwart van de lessen gegeven door onbevoegde docenten. Er is geen controle op bevoegdheid en geen stimulans om bevoegde - dus duurdere - docenten aan te stellen. Hoe denken wij in onze kenniseconomie aan wiskundigen te komen wanneer de leraar wiskunde afhankelijk is van het antwoordenboekje? Op een gemiddelde vwo-school is het binnenkort zoeken met een lantaarn naar een universitair geschoolde vakdocent.
Het grootste kapitaal
Ministers en staatssecretarissen van Onderwijs noemen docenten en ondersteunend personeel vaak het grootste kapitaal in het onderwijs, maar kijken weg als blijkt dat extra geld helemaal niet bij deze mensen terecht komt. Dat is immers de verantwoordelijkheid van schoolbesturen. Ik zou niet verbaasd opkijken wanneer we over een paar jaar concluderen dat ook dit extra geld is verdampt.
Het zou maar zo kunnen zijn dat het geld is opgegaan aan onzinnige cursussen als 'Groeien tot excellente leraar' of 'Kennismaking met de 7 habits voor leraren' of het inhuren van externe 'reken-consultants'. Vele onderwijsadviesbureaus en pedagogische centra hebben gisteren vermoedelijk wat flessen ontkurkt. Zij willen graag een graantje meepikken van deze 500 miljoen. Maar een matig opgeleide leraar is niet met een cursusje te pimpen. En een uitgeputte wiskundeleraar heeft geen tijd en energie om zich professionaliseren.
De besteding van publiek geld is een publieke aangelegenheid waarover de overheid moet waken. Lesgevend en ondersteunend personeel horen rechtstreeks in dienst te zijn van de overheid. Een conciërge mag niet door een school worden wegbezuinigd. In de cao moet vastgelegd worden dat Nederlandse leraren evenveel lesuren moeten geven als leraren in de overige landen van Europa. Dus 20 lesuren per week in plaats van 25 of meer.
Leraren krijgen hierdoor tijd en energie om hun onderwijs steeds te verbeteren. Een bevoegdheid zou verplicht moeten zijn, zoals bijvoorbeeld in België. Alleen zo zullen in de toekomst de beste leraren voor de klas staan.
Als dat kind al snapt dat er iets mis is met dit vrij te besteden extra geld, waarom begrijpt Den Haag dat dan niet?
Karin den Heijer is wiskundedocente in Rotterdam.
Deze tekst is eerder die dag gepubliceerd in de Volkskrant.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven