Hij doet zijn werk goed en de mannen respecteren elkaar. In 1912 verandert dat op slag, wanneer er een nieuw schoolhoofd wordt aangesteld, een man van 27 jaar. Geert heeft al direct het gevoel dat deze door de burgemeester is benoemd om hem, als enige openlijke socialist in het plaatsje, op de huid te zitten en te controleren. Zo vervangt het nieuwe hoofd het slot op de deur van de school en krijgt Geert geen sleutel. Dat zint hem helemaal niet. Hij is lid van het hoofdbestuur van de ‘rode’ Bond van Nederlandse Onderwijzers (BvNO, de voorloper van de AOb), die dan al een jarenlange strijd voert voor meer zelfstandigheid voor de gewone onderwijzer. In zijn ogen wordt Geert nu klein gehouden door een onervaren en veel jonger persoon.
Geert Beishuizen, geboren in 1856, heeft dan al bewezen geen gemakkelijk mens te zijn. Hoewel hij uit een zeer eenvoudig Gronings gezin komt, schopt hij het tot onderwijzer. De beroemde Hendrik Bouman, die bekend staat om zijn sterke opvattingen over de verheffende werking van het onderwijs, leidt hem op. Gesterkt door diens gedachtegoed gaat Geert al snel aan de slag in Garsthuizen, waar hij naam maakt met een eindeloze hoeveelheid acties, ingezonden brieven en bezwaarschriften. Vooral de gemeente moet het ontgelden. Bij allerlei problemen neemt hij het op voor de burgers: als de voetpaden slecht worden onderhouden, als beschonken dienstmeiden en knechten overlast bezorgen, als het schooltje geen stromend water heeft of als de kachel het niet doet.
Ook neemt hij het op voor uitgebuite landarbeiders. Hij richt verenigingen en clubs op, zoals een werkliedenvereniging, een comité voor algemeen kiesrecht en een eenvoudige ziektekostenverzekering. In 1900 sluit hij zich aan bij de nog jonge Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Vrienden maakt Geert met deze activiteiten niet. Hij heeft de beste bedoelingen, maar hij heeft vaak moeite met de mening van anderen. Hij is erg eigenwijs en dat kost hem als onderwijzer bijna de kop.
Geert voelt zich klein gehouden
door jonge, onervaren directeur
Door de slechte staat van de onderwijzerswoning in Garsthuizen ziet Geert zich gedwongen te verhuizen. Maar in 1907 bepaalt de gemeente dat onderwijzers in het dorp moeten wonen waar ze lesgeven. Geert weigert terug te komen. Elk jaar vraagt hij dispensatie aan. Zijn argumentatie zint de gemeenteraad niet en Geert wordt ontslagen, na dertig dienstjaren. Hij schakelt al zijn politieke contacten in om hiertegen te protesteren. Als Statenlid spant hij de provincie Groningen voor zijn karretje, die zijn ontslag ongedaan weet te maken.
En dan komt het nieuwe schoolhoofd. De strijd van de onderwijzersbond tegen theoretische kennis van schoolhoofden die zelf niet voor de klas staan, wordt voor Geert een persoonlijk prestigegevecht.
In 1913 barst de bom, wanneer Geert in het bijzijn van zijn leerlingen flink uitvalt tegen het nieuwe schoolhoofd: ‘Kwajongen, wat doe jij hier? Jij hebt hier niets te zoeken. Jij maakt het onderwijs voor de hele school onmogelijk.’ Dat pikt het hoofd natuurlijk niet; hij dient een officiële klacht in. Omdat Geert geen excuses wil maken, wordt hij door de gemeenteraad, voor de tweede keer, ontslagen. Een verzoek van ouders en (oud-)leerlingen om het ontslag ongedaan te maken, en acties van de Bond, de schoolopziener en de SDAP, baten ditmaal niet. Zijn geval wordt zelfs in de Tweede Kamer besproken, maar niets kan hem redden. Zijn laatste strohalm is sociaaldemocraat en oud-leraar Klaas ter Laan, benoemd tot burgemeester van Zaandam: die biedt de inmiddels 63-jarige Geert een baan als onderwijzer aan. Maar ook daar begint hij zich weer flink te roeren, tot hij vier jaar later overlijdt, moegestreden en ver weg van de provincie waar hij het grootste deel van zijn leven woonde.
Sjoerd Karsten is emeritus hoogleraar Onderwijskunde.
Deze column verscheen in Didactief, maart 2017.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven