Noorse inspecteur achterin de klas?

Tekst Arnold Jonk
Gepubliceerd op 30-10-2015
Arnold Jonk - De meeste Europese landen hebben een onderwijsinspectie, die doorgaans ook lid zijn van SICI. SICI is de organisatie waarin inspecties tussen kennisuitwisseling en gezamenlijke professionele ontwikkeling proberen te komen.

Deze dagen was het jaarlijkse congres in Oslo, een mooie gelegenheid bij te praten en ideeën uit te wisselen.
De positie van onderwijsinspecties verschilt enorm per land. In sommige landen is de inspectie heel klein (Litouwen kon niet komen, omdat alle medewerkers met zwangerschapsverlof zijn), andere heel groot. In sommige landen is kwaliteitscontrole onderdeel van gemeentelijk beleid, omdat scholen op die manier publiek zijn georganiseerd. Inspecties zijn dan vaak thematisch, incidentgebaseerd of tweede lijns-toezicht.
Er zijn ook grote verschillen in de onafhankelijkheid van de inspectieorganisaties. Fascinerend om met collega's over te spreken en op die manier na te denken over onze eigen rol in het Nederlandse onderwijssysteem.

Doordat de positie van de inspectie zo verweven is met beleidsontwikkeling, hoor je op zo'n conferentie ook veel over veranderingen in onderwijsbeleid. Zo viel me op dat, in een echo van de toenemende zorgen over ongelijkheid in het Nederlandse onderwijs, net in Denemarken het primair onderwijs is hervormd. Één van de drie hoofddoelen van die hervorming, waar ook de voortgang op wordt bijgehouden: 'The Folkeskole must lower the significance of social background in academic results'. Ook in Schotland is dit tot hoofddoel van beleid bestempeld.

Bij al die verschillen tussen landen, zijn er ook trends bij Inspecties waar te nemen. Die gaan allereerst over het versterken van de professionele dialoog tussen inspecteurs en schoolteams. Hoe kan de inspecteur zich zo opstellen dat het eigenaarschap van het onderwijs bij de school blijft en de school zelf tot ontwikkeling blijft besluiten? Het dilemma voor de inspecteur is hierbij dat er tegelijkertijd gewerkt moet worden met extern beschikbare oordelen, objectieve standaarden en dat er ook ingegrepen moet worden als de belangen van leerlingen hierom vragen. Toch is er, binnen alle randvoorwaarden, heel veel ontwikkeling mogelijk. Maarten Vansteenkiste van de Universiteit van Gent, doet hier bijvoorbeeld veel onderzoek naar.

Ik heb zelf onder meer voorbeelden gegeven van ons vernieuwde toezichtkader waarmee we nu pilots doen. En, zeker zo belangrijk, onze verandering in dialoogvoering en agenda van schoolbezoeken. Daar was veel belangstelling voor.
Scholen moeten dus niet gek opkijken, als er over een jaar ineens een Bulgaarse, Noorse of Duitse inspecteur achterin de klas zit. Maar die kijkt dan naar zijn Nederlandse collega's. Vorige week waren er bijvoorbeeld al Zweedse inspecteurs in Geldrop op bezoek.

En wat altijd weer opvalt, na intensieve collegiale uitwisseling: inspecteur zijn is ook een professie, met zijn eigen vakinhoud, wetmatigheden en noodzaak voor professionele ontwikkeling.

Arnold Jonk, hoofdinspecteur primair onderwijs.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent