Internationale feedback voor inspectie

Tekst Marianne van Teunenbroek
Gepubliceerd op 26-09-2014
Marianne van Teunenbroek - Op 17 september werd de internationale conferentie: 'Social outcomes of education – Inspecting School Quality' georganiseerd door de Inspectie van het Onderwijs, SICI en de Universiteit van Amsterdam.

De conferentie draaide om de sociale opbrengsten van het onderwijs, en de manieren om de kwaliteit van het onderwijs op dit vlak te evalueren. Een internationale werkgroep van SICI presenteerde een vergelijkende studie naar verschillende modellen voor het inspecteren van de sociale kwaliteit van scholen.

Het onderwijs heeft een belangrijke taak in de ontwikkeling van kinderen. Vaak leggen we de nadruk op het academische deel van die taak, de basisvaardigheden. Kunnen kinderen goed lezen, schrijven en rekenen? Een andere belangrijke taak van het onderwijs is kinderen voor te bereiden op deelname aan de samenleving. Daarvoor hebben zij sociale en burgerschapsvaardigheden nodig, zodat ze positieve relaties met anderen kunnen aangaan om sociale ervaringen op te doen. Zo ontwikkelen kinderen waarden en een eigen persoonlijkheid. Onderwijsinspecties beoordelen de kwaliteit van scholen. Door alleen te kijken naar de leerresultaten op taal en rekenen hebben ze slechts een deel van de kwaliteit in het vizier. Onderwijsinspecties moeten ook de toegevoegde waarde van scholen op het gebied van burgerschapsvorming en sociale ontwikkeling kunnen vaststellen. Hoe doe je dat? Dat was de centrale vraag van de conferentie.

De conferentie werd voorgezeten door Geert ten Dam, hoogleraar onderwijskunde aan de UvA en voorzitter van de Onderwijsraad. Er waren inleidingen van Simone Kukenheim, de Amsterdamse wethouder van jeugd, onderwijs en diversiteit en Annette Roeters, inspecteur-generaal van het onderwijs. Onder de deelnemers waren onderwijsinspecteurs en experts uit verschillende landen zoals Finland, Noorwegen, Zweden, Denemarken, Schotland, de Verenigde Staten, België, Duitsland, Spanje, Japan, Albanië en Nederland.

Prof. dr. Judith Torney-Purta, hoogleraar Human Development aan de Universiteit van Maryland, presenteerde de resultaten van grootschalig internationaal onderzoek naar de bijdrage die scholen leveren aan de ontwikkeling van sociale competenties van leerlingen. Het blijkt dat het onderwijs op twee manieren een rol kan spelen bij de ontwikkeling van deze competenties. Ten eerste door een open klimaat in de klas waarin leerlingen vaak met elkaar discussiëren en daarbij ondersteund worden door leraren die hen stimuleren en respecteren. En ten tweede door het belang van participatie op school te benadrukken door samenwerking tussen leerlingen (en leraren) in de school te bevorderen. Uit de vergelijking van ´traditioneel´, leerkracht gestuurd onderwijs aan de ene kant (de leraar vertelt en leerling maakt aantekeningen) en onderwijs waarin een open klimaat centraal staat (met veel discussie, redeneren en interactie) aan de andere kant, blijkt dat de tweede vorm van onderwijs altijd betere resultaten laat zien op burgerschapsvorming.

Een duidelijk signaal! Toch is het niet makkelijk voor leerkrachten om dat open klimaat te creëren en om veel ruimte te bieden voor discussie en interactie. Als in het curriculum de nadruk ligt op cognitieve vaardigheden, ontstaat vaak de neiging om aan die doelen te werken door middel van traditioneel onderwijs. Het advies van dr. Torney-Purta aan de onderwijsinspecties is: Ontwikkel een methode voor de beoordeling van het klimaat van de school wat betreft open discussie en participatie aangezien die factoren er toe bijdragen dat leerlingen sociale en burgerschapscompetenties ontwikkelen.

Prof. Dr. Herman van de Werfhorst, hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam startte zijn presentatie door te benadrukken dat het onderwijs een meervoudige taak heeft: inhoudelijk gezien gaat het om het vergroten van basisvaardigheden, het voorbereiden op de arbeidsmarkt en het bevorderen van sociale en maatschappelijke betrokkenheid. Daarnaast is de taak van het onderwijs om resultaten te maximaliseren én om te zorgen voor gelijkheid in resultaten.

Van der Werfhorst geeft aan dat er weinig vergelijkend onderzoek is naar de effecten van het onderwijs op de ontwikkeling van sociale competenties en burgerschap. Dat komt omdat er veel verschillende manieren zijn waarop scholen aan dit thema werken. Standaardisering zou helpen en dit kan bereikt worden op twee manieren: door centralisatie (door middel van nationale regelgeving en aanbevelingen; een nationaal curriculum) of door scholen verantwoording af te laten leggen (externe evaluatie van de school).

Van der Werfhorst deed internationaal vergelijkend onderzoek. Op basis daarvan concludeert hij dat het er op lijkt dat zowel centralisatie als het laten afleggen van verantwoording positief gerelateerd zijn aan opbrengsten op het gebied van sociale en burgerschapsvorming. Centralisatie doet echter ook de ongelijkheid toenemen; bij leerlingen met een hogere sociaal economische status (SES) zijn de sociale opbrengsten hoger. Zij profiteren dus meer van centralisatie dan leerlingen met een lage SES. De prikkelende vraag waarmee Van der Werfhorst besloot was dan ook: is gerichte aandacht van de centrale organen voor burgerschapsvorming vooral gunstig voor leerlingen en scholen die het toch al goed zouden hebben gedaan, ook zonder deze aandacht?

Prof. Dr. Anne Bert Dijkstra, bijzonder hoogleraar 'Toezicht & Socialisatie, scholen en onderwijsbestel' aan de Universiteit van Amsterdam en programmamanager Sociale opbrengsten bij de Inspectie van het Onderwijs maakte deel uit van de internationale werkgroep van SICI: Social Outcomes of Education. In een aantal landen kijkt de onderwijsinspectie al naar de sociale opbrengsten van het onderwijs. Hun ervaringen (Noorwegen, Schotland, Zweden en Nederland) zijn geanalyseerd door de werkgroep en leverde het rapport 'The assessment of social outcomes and school improvement through school inspections' op.

In het rapport wordt een aantal benaderingen van de beoordeling van de sociale opbrengsten van het onderwijs beschreven en worden te verwachten effecten verkend. De werkgroep heeft met dit rapport ook bouwstenen willen aanreiken voor een antwoord op de vraag hoe je de beoordeling effectief kunt organiseren zodat scholen zich niet alleen verantwoorden maar ook daadwerkelijk verbeteren.

De werkgroep presenteert tien centrale elementen om te onderzoeken bij de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs in het sociale domein:

1. Naleving van de wettelijke voorschriften;

2. Leerlingresultaten;

3. Het sociale klimaat in de klas en de school;

4. De pedagogische kwaliteit van het onderwijs, waarbij het belangrijk is dat het pedagogisch gedrag van leraren de sociale en burgerschapscompetenties weerspiegelt die de school wil overbrengen;

5. De didactische kwaliteit van het onderwijs en de gebruikte onderwijsmethoden en of deze passen bij de sociale en burgerschapscompetenties die de school wil overbrengen;

6. Een sociaal veilige omgeving (inclusief effectieve anti-pest programma's);

7. De organisatie en de inhoud van het curriculum;

8. Duidelijke leerdoelen;

9. De leerlingzorg;

10. De missie van de school en het draagvlak voor deze missie, inclusief onderwijskundig leiderschap.

Een nationaal kader van indicatoren en normen voor de beoordeling van de sociale kwaliteit is afhankelijk van de doelen van het onderwijs en de functies van de inspectie. Hoewel hierin verschillen zijn tussen landen gelden er volgens de werkgroep wel een aantal principes van effectieve evaluatie van onderwijs in het sociale domein:

• Duidelijke normen die scholen een goed inzicht bieden in de doelen die er mee worden nagestreefd op de verschillende onderdelen van sociale kwaliteit;

• Indicatoren om de leerlingresultaten op het gebied van sociale en burgerschapsontwikkeling te meten;

• Inzicht in de inhoud van het curriculum en het proces van het lesgeven;

• Betrokkenheid van de school bij de kwaliteitsbeoordeling en inzicht in de pedagogische kwaliteit en het schoolklimaat.

Het volledige rapport is hier te lezen.

Het rapport en de aanwezige sprekers boden aanknopingspunten voor inspectiediensten om na te denken over een passend kader voor de beoordeling van de sociale opbrengsten van het onderwijs. En die opbrengsten doen er toe! Want, zoals Judith Torney-Purta Dostojevski citeerde:´It takes something more than intelligence to act intelligently´.

drs. Marianne van Teunenbroek is adviseur bij Sardes.
 

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent