In haar huis in hartje Amsterdam vertelt Anna van Praag gepassioneerd over haar werk als Schoolschrijver: ‘In het begin was het wel even schrikken dat op die scholen sterke werkwoorden niet eens lijken te bestaan. “Loopte, zegde, denkte”. Op taalzwakke scholen is dat de realiteit van de dag.’ Maar juist bij leerlingen op deze scholen kunnen hele mooie dingen ontstaan.
De kinderen waar Anna mee werkt, wonen vaak in een lastige omgeving, waar weinig aandacht is voor geschreven cultuur in hun dagelijkse leven. Anna: ‘Deze kinderen hebben vaak een enorme honger naar taal, boeken, lezen, zich uitdrukken.’ Het is belangrijk om ze duidelijk te maken hoe leuk taal is en wat een rijkdom aan literatuur er is. Anna: ‘Ik vertel de kinderen altijd hoe bijzonder het is om in een land te wonen met zo’n mooie traditie aan jeugdliteratuur.’
Op de scholen waar Anna komt, is de boekenkast vaak een ‘dode’ kast. De boeken staan netjes naast elkaar, keurig geordend, zelden pakt iemand er een boek uit. Anna: ‘Als ik dan in de klas ben geweest, is het opeens een levende kast. Kinderen gaan naar de kast, bekijken de boeken en pakken ze er uit. En lezen ze die boeken? Ja!’
‘Verbeeldingskracht,’ stelt Anna van Praag, ‘is ontzettend belangrijk. Net als spierkracht moet dat ontwikkeld en getraind worden. Dat gaat niet vanzelf. De Schoolschrijver werkt hier aan. Door zelf verbeelding in te zetten. Door de schoonheid van taal te laten zien. En de verrassing van taal. Ik noem dat ook wel de tover van taal.’
Anna werkt veel met schrijfopdrachten. Zo laat ze kinderen een pen beschrijven. Daarna moeten de leerlingen de pen als moordwapen beschrijven. ‘Nou, dan komen er de meest gruwelijke details voorbij,’ vertelt Anna enthousiast. Tot slot laat Anna de kinderen de pen beschrijven alsof ze er verliefd op zijn. Anna: ‘Onmiddellijk gaan ze de pen personaliseren, ze voegen bijvoeglijke naamwoorden toe. Dan kan je laten zien wat er gebeurt als je emoties in je taal gebruikt. Het is voor kinderen heel leuk om te zien dat ze taal naar hun hand kunnen zetten. En dat ze emoties via taal kunnen uitdrukken.’
De werkwijze van De Schoolschrijver is wezenlijk anders dan die van school. Anna: ‘Over het algemeen zijn vragen in de klas alleen te beantwoorden met een goed of fout antwoord. Bij mij zijn alle antwoorden per definitie goed. In de wereld van de fantasie bestaat geen fout antwoord.’
Anna laat kinderen ook verhalen schrijven. Dan zit er soms een verhaal tussen waar andere kinderen om moeten lachen. De verhalenschrijver voelt zich over het algemeen ongemakkelijk en schaamt zich voor zijn of haar verhaal. Dan zeg ik: ‘Wat goed gedaan. Blijkbaar heb je de anderen ontregeld, waardoor ze moeten lachen om jouw verhaal.’
Een ander verschil met het regulier onderwijs is dat op de vraag ‘Moet ik?’ het antwoord altijd ‘nee’ is en het antwoord op de vraag ‘Mag ik?’ altijd ‘ja’ is. De lessen van De Schoolschrijver zijn veel vrijer dan het reguliere onderwijs. Anna: ‘Wij komen in de klas om de luikjes bij de kinderen open te zetten.’
Elke Schoolschrijver, elke school, elke klas is anders. ‘Daar moet je op inspelen,’ vertelt Anna. ‘We zijn geen leraren, dus is de juf of meester cruciaal. Die heb ik hard nodig om orde te houden én om te zorgen dat De Schoolschrijver doorgaat als ik er niet ben. Als de juf of meester tijd vrij maakt om te werken aan de opdrachten van De Schoolschrijver zie je dat direct terug. Het is echt een wisselwerking tussen De Schoolschrijver en de vaste leerkracht.’
Schoolschrijver zijn is prachtig en tegelijkertijd heel moeilijk. ‘Het belangrijkste is zoveel mogelijk jezelf zijn.’ Anna vertelt over al die keren dat leraren verrast waren over wat een bepaalde leerling laat zien. Anna: ‘Dan blijkt bijvoorbeeld dat een kind met een trauma opeens via een verhaal wel daarover kan vertellen. Dan zie je dat taal een goed middel is om ergens te komen. Dat is wat ik aan die kinderen door wil geven.’
Anna van Praag is naar eigen zeggen een ‘talige Schoolschrijver’ en niet zo van het maken van creaties. Er zijn ook Schoolschrijvers die dat juist inzetten om de creativiteit van hun leerlingen te stimuleren. Schoolschrijver Lydia Rood laat bijvoorbeeld kinderen maskers maken van belangrijke personages uit het boek dat ze lezen. Door het masker gaan de kinderen zich verplaatsen in die persoon. Dat vergt inlevingsvermogen, fantasie, verbeeldingskracht. Haar collega Schoolschrijver Aby Hartog (schrijver van onder andere Krokodil of alligator) is juist weer dol op woordspelletjes en kent er meer dan honderd.
‘Elke school, elke klas, elke Schoolschrijver is anders,’ stelt Anna, ‘allemaal werken we aan het ontwikkelen en vergroten van creativiteit en taligheid op een niet-schoolse manier. Als Schoolschrijvers worden we daar ook in getraind, waardoor er met al die verscheidenheid toch eenheid is.’
Een vast onderdeel van Anna’s programma is een heel oud boek, dat nog van haar oma is geweest, De Sprookjesfee. Het gaat over een prins die heel slim is. Om later een goede koning te worden, wordt de prins in alles onderwezen. Behalve in verhalen. Want net als korenvelden zijn verhalen volgens de koning onbelangrijk. Maar dan, op een dag, wordt de prins ziek. Niemand kan hem helpen. Ten einde raad roepen ze er een professor bij. Deze bekijkt de zieke prins en zegt: ‘Zijn ogen hebben nooit geschitterd, zijn voeten nooit getrappeld bij het luisteren naar een verhaal. Verhalen zijn als zonnestralen, want wat is het leven zonder zon?’ De Sprookjesfee komt en geneest de zieke prins door hem als een soort Sheherazade de mooiste verhalen te vertellen. Vanaf dat moment moeten op alle scholen in het koninkrijk elke dag van de week verhalen verteld worden (afbeelding Alf van Beem, wikicommons).
Dit verhaal gebruikt Anna zowel voor de leerlingen op school als voor hun ouders.
De Schoolschrijver werkt samen met leerkrachten én met de ouders. Op de scholen waar Anna komt, zijn het meestal moeders met hoofddoeken, die met baby’s en kopjes thee naar de zogenoemde Oudersalon komen. De meeste vrouwen spreken Nederlands en die vertalen voor moeders die het Nederlands niet zo goed beheersen. Anna: ‘Er is dan veel gefluister, maar over het algemeen is zeker de passieve kennis van het Nederlands best heel goed.’
De Oudersalon, waar De Schoolschrijver met de ouders werkt, is druk bezocht. Veel scholen hebben vaste ontmoetingsmomenten met ouders en De Schoolschrijver sluit daar graag bij aan. Anna: ‘Ouders, meestal moeders, zijn daar aan gewend. Het is veilig, niet bedreigend, vertrouwd. Het is een informele variant van de ouderavond en,’ zegt Anna, ‘van zo’n moment moet je gebruik maken.’
Volgend schooljaar biedt De Schoolschrijver niet alleen het intensieve traject voor taalzwakke scholen aan, maar kunnen alle scholen in het basisonderwijs een Schoolschrijver in de klas halen. Een maand lang geeft De Schoolschrijver dan iedere week - via het digibord en live in de klas - een les op school. Met De Schoolschrijver Maand kan iedere school via De Schoolschrijver de passie voor taal en de liefde voor verhalen in huis halen.
Meer weten over De Schoolschrijver? Kijk op www.deschoolschrijver.nl of neem contact op met Annemiek Neefjes ([email protected]).
Foto Anna van Praag: Chris van Houts/De Schoolschrijver
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven