De oude schoolmeester Theo Thijssen schreef het al in zijn boek De gelukkige klas (1926): 'Ik was de koning, en kon ze ieder op hun beurt een gelukkig ogenblik geven, alleen maar door ze te willen zién.'
Maar toen ik er verder over nadacht, realiseerde ik mij dat leerkrachten anno 2015 steeds meer worden opgeslokt door toetsen en testen en het vastleggen van de resultaten daarvan.
'Juf, hoe is het met onze Marieke?'
'Ik zal even in de computer kijken, mevrouw!'
Kortom: er blijft weinig tijd over om datgene te doen waar Theo Thijssen bijna honderd jaar geleden voor pleitte: écht kijken naar kinderen!
De schoolmeester/schrijver en politicus realiseerde zich toen al dat de school véél meer moet zijn dan een instituut dat alleen maar kennis overbrengt en die toetst.
'Onze school is een brok leven waar het kind in zit; onze school is niet iets dat een kind zomaar kan afschudden.'
In De gelukkige klas houdt Meester Staal een dagboek bij over zijn vierde klas (nu groep zes). Staal is het alter ego van Thijssen die zélf jaren voor de klas stond op een armenschool in Amsterdam. Meester Staal vertelt vol liefde over zijn klas, maar schrijft ook over zijn twijfels. Hij vraagt zich regelmatig af of hij wel goed les geeft en zijn klas niet tekort doet, want hij realiseert zich telkens weer wat de school voor kinderen betekent en welke invloed een leerkracht kan hebben op een kind. Thijssen zelf was overigens niet zo'n woeste vernieuwer, maar hij had wel één sterke troef: hij kon goed kijken naar kinderen. In De gelukkige klas staan dan ook prachtige observaties.
De laatste decennia zijn er allerlei zogenaamde vernieuwingen 'geïmplementeerd' in ons onderwijs. Meestal is het oude wijn in nieuwe zakken, want het wiel is tachtig jaar geleden allang uitgevonden door mensen als Montessori, Petersen (Jenaplan), Parkhurst (Dalton), Freinet, Steiner enzovoort, enzovoort.
Ik ben niet vies van vernieuwing (ik heb er zelf flink aan mee gedaan), maar we moeten wel onderscheid maken tussen wat wezenlijk is en wat flauwekul. Goed onderwijs is altijd een compromis van het 'goede oude' en het 'goede nieuwe'.
Natuurlijk moeten kinderen zelfstandig leren werken, maar dan heb je eerst een leerkracht nodig die je over de schutting laat kijken, anders blijf je als leerling achter je eigen staart aanlopen.
Maar het allerbelangrijkste is: kinderen zelfvertrouwen te geven door ze te laten ontdekken waar ze goed in zijn. Om ze daarna, vanuit dát positieve gevoel, de zaken aan te laten pakken waar ze moeite mee hebben.
Meester Staal, en ín hem Theo Thijssen, deed dat al. Hij probeerde creatief om te gaan met opvoedkundige en didactische situaties: hij wilde kinderen zelfvertrouwen geven en kende zijn leerlingen door en door. Niet door ze voortdurend te achtervolgen met toetsen, maar door vooral goed naar ze te kijken.
Ik zou daar nog aan toe willen voegen dat de school de maatschappij in het klein is, waar kinderen mogen leren voor later en de kans krijgen om op te groeien tot zelfstandige, tolerante en betrokken mensen die kunnen omgaan met hun vrijheid en onze democratie.
En leerkrachten moeten zich niet gek laten maken door de voortdurende roep om veranderingen in het onderwijs of door allerlei 'bovenbazen' die hun ideeën droppen op scholen. Thijssen verzuchtte in 1926 al: 'Laat me toch met rust, laat me toch voluit schoolmeesteren, dat is voor één mens al genoeg om te doen!'
Laat juf of meester datgene doen wat zinvol is voor hún kinderen en daarbij vooral hun hart volgen. Of zoals De gelukkige klas besluit: 'Er is op de wereld maar één ding werkelijk en dat is liefde.'
Jacques Vriens is auteur en eerste Nederlandse Kinderboekenambassadeur (2013-2015).
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven