Op het vmbo-examen worstelen veel leerlingen met het schrijven van een mail, havo- en vwo-leerlingen kunnen geen formuleerfoutloze antwoorden noteren bij de tekstvragen. Als Theo Witte en Sander Bax vragen om een examen dat voorbereidt op het verdere leven, dan lijkt het me wenselijk dat we tijdens de examens ChatGPT openzetten, zodat leerlingen net als in het echte leven gebruik maken van hedendaagse technologie.
Stelt het examen dan nog iets voor? Zeker, het gaat dan weer om de inhoud en dat is dan misschien wel de hele grote winst van kunstmatige intelligentie.
In de facebookgroep Leraren Nederlands schieten veel leraren in een kramp: Hoe moet ik nu in godsnaam nog leerlingen toetsen als ze de computer hun tekst kunnen laten schrijven. Want eerlijk is eerlijk: ChatGPT schrijft best goede teksten, mits je weet wat je het moet vragen, welke eisen je formuleert voor de te genereren tekst. Menig 6 vwo’er kan er een puntje aan zuigen. Extra frustrerend: het schrijft zo’n tekst van 400 woorden in een half minuutje. Geef je je leerlingen een schrijfopdracht als huiswerk, dan is de keuze voor hen gemakkelijk. Waarom moeilijk doen als het ook makkelijk kan, niks menselijks is leerlingen vreemd. Overigens is dat menselijke aspect precies datgene wat de ChatGPT-teksten ontberen. Humor, dubbele bodem, brille, ironie kortom de lol van taal ontbreekt, nou juist datgene waar het huidige moedertaalonderwijs zo in uitblinkt (pun intended).
Nou moet je eigenlijk meenemen dat huiswerk zelden rendement heeft. Tot een jaar of 14 over de hele linie, vanaf dat moment begint het bij vwo’ers te dagen dat ze er baat bij kunnen hebben, bij havisten vanaf een jaar of 16. Hoe het dan toch kan dat leerlingen massaal hun opdrachten gemaakt hebben? Googel even “antwoorden Nieuw Nederlands” en download complete antwoordenboeken. Echt: iets leren van huiswerk maken is niet voor veel leerlingen weggelegd. “Maar als jij er echt een punt van maakt dat we het gemaakt hebben, dan kan ik je best wat laten zien.”
Echt bijzonder vind ik dat de meeste reacties gaan over het toetsaspect, terwijl dat zo’n 20e-eeuwse benadering is van onderwijs. “Hoe kan ik bewijzen dat ze de tekst niet zelf hebben geschreven?” “Dit is gewoon fraude, HELP!!”. Blijkbaar moet de leraar afdwingen dat leerlingen leren en dat doet die door te toetsen en aan die toetscijfers privileges te koppelen: als je voldoende voldoendes haalt, ga je over. Leraar en leerling zijn elkaars tegenstander. De leerling probeert met zo min mogelijk inspanning die 6 te halen en de leraar probeert leerlingen te betrappen op fraude, te motiveren met de kluif van het examen en cultiveert zo de zesjesmentaliteit.
Ga je over op echt formatief werken: cijfers geven alleen informatie over wat je wel/niet snapt/kunt, wat ik wel/niet goed heb uitgelegd, dan word je een partner van je leerling. We zien allebei dat je hier moeite mee hebt, maar ik ben een goede leraar, dus ik ga jou helpen om op niveau te komen. Door duidelijk te zijn in je doelen, flexibel te zijn in wie je wat moet leren win je je leerlingen voor je. Wanneer zij rendement ervaren, voelen dat er iets te leren is en zien dat je echt in ze geïnteresseerd bent, gaan ze leren. Overigens: nog steeds niet thuis, eigenlijk is de enige plaats waar je van kinderen nog concentratie kunt vragen jouw klaslokaal. Daar organiseer je een werksfeer die de ene keer absolute stilte vereist en een andere keer fikse bedrijvigheid. Maar wel een werksfeer. En dat brengt me op een ander opvallend aspect in de ChatGPT-discussie.
Heel veel leraren zijn niet de baas over de devices die kinderen in de klas gebruiken. Schoolleidingen hebben (om concurrentieredenen?) hun personeel opgezadeld met mega-onrust in de klas. Niets zo afleidend als het scherm van je buur en dan heb je ook nog een eigen scherm. Helaas hebben de meeste schoolleiders verzuimd om de leraar de baas te maken van het gereedschap in de klas. Op de noodkreet: “Hoe kan ik voorkomen dat leerlingen in de klas met ChatGPT werken?” komen antwoorden als “achterin de klas gaan zitten, zodat je de schermen kunt zien”, “ik zie echt wel of de tekst door een leerling of door een machine is geschreven” (not) of “gewoon met pen en papier laten schrijven”. (Die laatste tip is geen rare, met de hand schrijven heeft eigen kwaliteiten, maar hoef ik die handgeschreven dingen asjeblieft niet te ontcijferen). Heel af en toe schiet de ict-afdeling te hulp door internet te blokkeren, maar je wilt natuurlijk als leraar de mogelijkheid om dat heel selectief te doen: vandaag mag je alleen op die vijf sites, nu zet ik internet open behalve de sociale media, nu gaan alle schermen op zwart want ik wil even wat instructie geven, als jullie werken zie ik alle schermen op mijn scherm en kan ik je ondersteunen. Leerlingen bij de les houden, zonder dat je hun schermen kunt managen is ondoenlijk; er zijn maar weinig leraren die altijd boeiender zijn dan Tiktok, Snapchat of Netflix.
Een laptop biedt je veel mogelijkheden om je lessen uitdagend in te richten, maar dan moet wel echt duidelijk zijn dat deze bedoeld is voor schoolwerk tijdens de lessen. Je hoort wel eens de tegenwerping: de apparaten zijn van de leerlingen zelf, dus van de AVG mogen we daar niks mee, maar dat is alleen een excuus van ict’ers/schoolleiders om er niet in te hoeven duiken of om er niet voor te moeten betalen. Ook de pen is van de scholier zelf, maar als hij er constant mee in de rug van een ander zit te prikken en zo jouw les verstoort, dan neem je die pen ook af. Je managet de leersfeer in je klas.
Zou het kostenaspect het bezwaar zijn? Want dat kost wel wat natuurlijk; het is complexe software en de ontwikkelaars moeten best wat slims bedenken om aan de AVG te voldoen, verschillende besturingssystemen te faciliteren, de boel zó inrichten dat ook leraren ermee kunnen werken en ook hun energierekening is fiks. Nee, het lijkt me dat een verstandige schoolleider het niet laat afketsen op de kosten. Ik denk ook dat je je leraren behoudt als je dit aspect van je onderwijs perfect organiseert. Het lijkt me een wervende regel in een personeelsadvertentie: Jij bent de baas over de devices van de leerlingen.
Nog even terug naar ChatGPT. Plagiaatcontroleprogramma’s kunnen deze vorm van cheaten nog niet herkennen. Daarom chatte ik zelf maar even over deze kwestie. Ik vroeg of ChatGPT een zin had geschreven, die het programma eerder maakte op een vraag van me:
“Nee, deze zin heb ik niet geschreven.”
“Wel waar, die heb je eerder voor mij geschreven.”
“Ik schrijf geen teksten, ik voorspel woorden op basis van de voorafgaande, zo produceer ik teksten.”
“Heb jij deze zin geproduceerd?”
“Ja, ik heb deze zin geproduceerd.”
Overigens heb ik nooit bij AZ gevoetbald, de tekst was prima, maar van A tot Z verzonnen.
Kun je nog rekenlessen geven als er rekenmachines bestaan?
Kun je nog algebra geven als er grafische rekenmachines bestaan?
Kun je nog Frans geven als er vertaalcomputers bestaan?
Kun je nog Nederlands geven als er ChatGPT’s bestaan?
Ik dacht het wel.
Is een (grafische) rekenmachine, een vertaalcomputer, kunstmatige intelligentie een verrijking?
Zeker wel. Als je weet wat je niet kunt, kun je hulplijnen inschakelen.
Moet je je onderwijs gaan aanpassen?
Natuurlijk. Altijd. Niet alleen vanwege de komst van ChatGPT. Maar, manman, wat biedt deze toepassing enorm veel mogelijkheden voor je onderwijs. En wat kunnen er een hoop leraren- en leerlingentijdrovende bladvullingopdrachten de prullenbak in. Mooi hoor.
Michel Pijpers is hoofdredacteur BruutTAAL, VO-methode Nederlands
1 Het begon zo onschuldig…
2 Klassengrootte: size matters, èèèch wel
3 Als iemand 'de media' beschuldigt, zet dan je gezonde verstand aan
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven