Beschavende huishoudschool

Tekst Sjoerd Karsten
Gepubliceerd op 07-04-2020
Ze zouden de volksgezondheid, welvaart en het volkskarakter verbeteren. Maar de bonte coalitie achter de huishoudschool – volksverheffers, idealisten en vroege feministen – is het onderling ook vaak oneens.

In 1888 opent in Den Haag de eerste huishoudschool in Nederland haar poorten. Naar dat moment is lang toegeleefd door een aantal dames van stand. Er bestaan al wat naai- en breischolen in verschillende plaatsen, maar dat is niet wat deze vrouwen voor ogen staat. Volgens hen is het de hoogste tijd om van huishouden en koken een, liefst zo wetenschappelijk mogelijk, vak met aanzien te maken. Hun voornaamste doel is leraressen opleiden die onder het volk gaan werken door kooklessen en ‘hygiëne’ te geven. Een goed geleid huishouden en koken met inachtneming van de regels van de nieuwste voedingsleer zou volgens een van hen ‘verheffender werken op de arbeidende klasse dan hoge lonen’. Maar ook de eetgewoonten in de eigen kring worden niet gespaard. Zo veroordelen de dames eveneens de overdadige feestdiners met meer dan tien gangen. Aangezien in de meeste ‘beschaafde’ huishoudens door ‘keukenmeiden’ wordt gekookt, hopen zij met de opvoeding van arbeidersmeisjes twee vliegen in één klap te slaan.

Voor goed ingericht huishoudonderwijs krijgen zij steun van andere organisaties met verlichte idealen, zoals de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. ’t Nut ziet in de oprichting van huishoudscholen een stimulans tot verbetering van de volksgezondheid, welvaart, versterking van het volkskarakter en zelfs de maatschappelijke vrede. In verlichte kringen in Den Haag kiest een ‘Dames-Comité’ uit een groot aantal sollicitanten juffrouw Manden tot eerste directrice, een plant- en dierkundige die de opdracht krijgt om het vak in Duitsland te gaan leren. De huishoudschool begint met cursussen van vier maanden, overdag voor huisvrouwen en jonge meisjes, ’s avonds voor dienstboden en op woensdag voor ‘het volkskind’. Drie jaar later volgt een tweede huishoudschool in Amsterdam, die wordt geleid door een leerlinge van juffrouw Manden. Dit is aanvankelijk vooral een kostschool, waar zeven meisjes zowel praktisch en theoretisch worden opgeleid tot ‘huishoudsters’. Maar de werving van volksmeisjes verloopt stroef. Slechts enkelen besluiten de opleiding te volgen, nadat hun allerlei vergoedingen voor loonderving zijn beloofd.

De bonte coalitie van volksverheffers, ‘praktische idealisten’ en ook vroege feministen is het niet over alles eens. Hun meningsverschillen leiden al snel tot ruzies op de eerste huishoudscholen. Het idee van een echte vakopleiding voor een ‘keurbende’ die vervolgens zelf als lerares ‘koken en voedingsleer’ verlichte idealen verspreidt, botst met de dagelijkse praktijk op de scholen die van alle meisjes slechts huishoudsters en kooksters maakt. De verschillen in visie monden onder meer uit in een langslepend conflict over wie verantwoordelijk is voor de examens: de ‘deskundigen’ (de school) of de ‘liefhebbers’ (het bestuur, waarin ook welwillende heren zitten).

Zowel in Den Haag als Amsterdam treedt een schisma in de gelederen op en beginnen enkele vroege voorvechters een nieuwe school. Een van de meest fanatieke onder hen is Martine Wittop Koning, die in 1904 in Amsterdam wordt ontslagen en een nieuwe huishoudschool in de hoofdstad start. Zij is niet alleen een pionierster van het huishoudonderwijs, maar ook een heel bekend kookboekenschrijfster, een vak dat door meer leraressen aan huishoudscholen wordt beoefend. Kenmerkend voor haar kookstijl zijn zuinigheid, eenvoud en voedingswaarde. Haar recepten zijn gericht op een zo voedzaam en smakelijk mogelijk resultaat met minimale inzet van tijd, geld en arbeid. Toch worden haar ideeën niet door iedereen omarmd. Tijdens voordrachten blijkt het publiek soms ronduit vijandig. Vooral arbeiders moeten weinig hebben van haar pleidooien voor het gebruik van peulvruchten en al helemaal niet van het vegetarisme.
Na de beginjaren verdwijnt de ‘beschavende missie’ uit het huishoudonderwijs en met de komst van de Mammoetwet gaat het op in het lager en middelbaar beroepsonderwijs.

Sjoerd Karsten is emeritus hoogleraar Onderwijskunde. Bekijk alle korte docu’s van Wandelen met Sjoerd Karsten op didactiefonline.nl/video.

Dit artikel verscheen in Didactief, april 2020.

Verder lezen

1 Sjoerd Karsten

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent