Het gebouw ligt midden in de jodenbuurt en trekt veel joodse leerlingen. Daarom wordt er niet op zaterdag lesgegeven. De directeur van de school is dr. R.A. Kollewijn, ooit gepromoveerd in Duitsland; hij geeft ook les in Nederlands. Zijn enthousiaste lessen worden zeer gewaardeerd door de leerlingen, onder wie de latere schrijver Nescio en de drie schoolvrienden die in 1900 het roemruchte Ajax oprichten. Kollewijn is even bekend als berucht vanwege zijn artikel Onze lastige spelling in 1891, waarmee hij het startschot lost van de strijd om spellingvereenvoudiging. Hij wil dat we gaan schrijven zoals we spreken.
Hij is geïnspireerd door zijn didactische ervaringen als leraar Nederlands. Ook steunt hij op nieuwe, vooral Duitse, opvattingen over taalkunde die meer uitgaan van het realisme van het heden dan de romantiek van het verleden: er zouden geen onderscheidingen in de schrijftaal moeten zijn die in de gesproken taal niet bestaan of verloren zijn gegaan. Zo pleit hij voor het afschaffen van ‘-ch’ in ‘mensch’ en tegen het gebruik van naamvallen. Om de daad bij het woord te voegen richt hij in 1893 een vereniging voor vereenvoudiging van de spelling op.
In het onderwijs vinden zijn vernieuwingsvoorstellen de nodige weerklank. Vooral in het volksonderwijs vindt men het lastig om de spelling van De Vries en Te Winkel uit 1863 te onderwijzen. Men ziet voor hun leerlingen grote voordelen in de vereenvoudiging: de spelling is makkelijker om te leren en er blijft meer tijd over voor andere lesstof. Ook schrijvers staan achter zijn ideeën. En niet de minste: Marcellus Emants is een fervente aanhanger en schrijft zijn roman Een nagelaten bekentenis volgens Kollewijn. Nescio gaat zelfs verder dan zijn oud-leraar en strooit in zijn verhalen met woorden als ‘zeidi’, ‘dachti’ en ‘dattik’. En ook onderwijzers als A.M. de Jong en Theo Thijssen volgen in hun geschriften de ‘nieuwe’ spelling, hoewel ze in de klas moeten blijven lesgeven volgens de ‘oude’, officiële spelling.
Taalvernieuwing zou gebrek aan
eerbied voor het erfgoed zijn
Het verzet tegen de hervormingsvoorstellen is ook niet mis. Tegenstanders verwijten Kollewijn gebrek aan eerbied voor het Nederlands culturele erfgoed. Zij zijn bang dat een nieuwe spelling de oudere literatuur ontoegankelijk maakt. Hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Vrije Universiteit J. Wille spreekt zelfs van ‘taalbederf’. Er is veel discussie, maar tot een officiële verandering komt het maar niet. De gemoederen lopen in de jaren dertig hoog op, wanneer minister van Onderwijs Henri Marchant veel voorstellen van Kollewijn wil invoeren. Vooral de orthodox-protestanten en nationaalsocialisten zijn tegen. Marchant probeert de boel te sussen door te verklaren dat de wijzigingen alleen gelden voor het onderwijs, maar niet voor de hele maatschappij. Dat maakt het zogeheten Comité voor eenheid in de schrijfwijze van het Nederlandsch nog bozer. Uiteindelijk wordt pas na de oorlog de spelling volgens het voorstel van Marchant bij wet ingevoerd.
In de jaren zeventig laait de strijd echter weer op, die bekend staat als de ‘Odeklonje-oorlog’. Ook nu staan de kampen onverzoenlijk tegenover elkaar. Sommigen vergelijken de plannen tot vereenvoudiging met de sanering van oude stadswijken en de ontwikkeling van de onleefbaar geachte Bijlmermeer. Opvallend is dat de als uiterst links beschouwde Harry Mulisch het kamp van de tegenstanders kiest. Hij haalt flink uit naar de vergaande voorstellen. Volgens Mulisch stopt een radicale spellingswijziging ‘de geschiedenis in de vuilnisbak’: aan het woord ‘odeklonje’ kun je niet meer zien dat het uit het Frans komt. Van de voorstellen komt niets terecht, maar er blijven spanningen tussen de ‘hervormers’ (die liever uitgaan van de spreektaal), de ‘grapjassen’ (die de vereenvoudigingen in het extreme doortrekken), de ‘onverschilligen’ (die het allemaal gezeur vinden) en de ‘verontwaardigden’ (die over taalbederf spreken).
Sjoerd Karsten is emeritus hoogleraar Onderwijskunde.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven