Leerstijlen zijn een onuitroeibare en giftige mythe. Een recent artikel gaat verder en bekijkt hoe het ‘weten’ dat leerlingen een bepaalde leerstijl hebben je perceptie van wat ze (aan)kunnen beïnvloedt.
De auteurs voerden drie experimenten uit. In het eerste maakten 73 kinderen (6-12 jaar) en 94 ouders kennis met twee jonge leerlingen via vignetten (korte beschrijvingen van (fictieve) mensen of situaties). De ene leerling werd beschreven als visueel; iemand die goed leert wanneer die iets met de eigen ogen ziet. De andere was kinesthetisch (hands-on) en leert het beste door dingen aan te raken.
Vervolgens moesten de deelnemers de intelligentie en het atletisch vermogen van de twee fictieve kinderen beoordelen aan de hand van vragen: ‘Is deze leerling slim, een beetje slim of niet erg slim?’ en ‘Is deze leerling sportief, een beetje sportief of niet erg sportief?’. Iedereen schatte de visuele leerling slimmer in dan de praktische, maar maakte geen onderscheid wat betreft atletisch vermogen.
Leren leerlingen
het beste in hun
favoriete leerstijl?
In het tweede experiment werd 173 ouders en leraren gevraagd welke van de twee fictieve leerlingen (visuele versus hands-on) slimmer of sportiever zou zijn. Beide groepen dachten dat de visuele leerling slimmer was en de praktische leerling sportiever. Op de vraag ‘gelooft u dat individuen het beste leren wanneer ze informatie ontvangen in hun favoriete leerstijl (bijvoorbeeld visueel, auditief of kinesthetisch)?’ antwoordden alle ouders en 85,1% van de leraren bevestigend! Daarnaast moesten ze drie schoolvakken noemen waarin een leerling met een specifieke leerstijl zou uitblinken. Ouders en leraren verwachtten dat leerlingen met verschillende leerstijlen zouden uitblinken in verschillende vakken (de visuele groep in wiskunde, geschiedenis, Engels, kunst en lezen, en de praktische in natuurwetenschappen, kunst, lichamelijke opvoeding en muziek).
Het derde experiment ten slotte vroeg leraren en ouders om de cijfers te voorspellen die de twee soorten leerlingen zouden halen voor kern- en niet-kernvakken. Iedereen verwachtte dat visueel ingestelde leerlingen hogere cijfers zouden halen voor wiskunde, maatschappijleer en taal, en de praktisch ingestelde leerlingen goed zouden scoren op kunst, muziek en lichamelijke opvoeding.
Het onderzoek laat zien hoe vooroordelen over leerstijlen de perceptie van de capaciteiten en intelligentie van leerlingen kunnen beïnvloeden. Ouders, leraren én kinderen achtten visuele leerlingen slimmer dan praktische leerlingen. Leraren en ouders verwachtten ook dat visuele leerlingen hogere cijfers zouden halen dan praktische leerlingen in de meeste kernvakken. Daarentegen werden hands-on leerlingen gezien als vaardiger in niet-kernvakken, waaronder lichamelijke opvoeding, muziek en kunst. Samen tonen deze bevindingen een nieuw effect van de leerstijlmythe: denken dat leerlingen een bepaalde leerstijl hebben, beïnvloedt je verwachting van hun capaciteiten en academisch potentieel. Dit kan ook betekenen dat als je verwachtingen van deze leerlingen lager zijn, ze niet de ondersteuning krijgen om uit te blinken in bepaalde vakken of dat ze zelfs niet in aanmerking komen voor een bepaalde carrière (denk aan een (v)mbo-advies in plaats van havo/vwo).
Hoewel deze studie de eerste in haar soort is, draagt ze wel bij aan het bewijs dat de leerstijlmythe moet worden verworpen wil je de vele mogelijkheden van je leerlingen omarmen.
Paul A. Kirschner is emeritus hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit en gasthoogleraar aan de Thomas More Hogeschool (België).
Bron:
Sun, X., Norton, O., & Nancekivell, S. E. (2023). Beware the myth: learning styles affect parents’, children’s, and teachers’ thinking about children’s academic potential. npj Science of Learning, 8(1), 46.
Dit artikel verscheen in Didactief, januari/februari 2024.
1 Gelooft de inspectie in leerstijlen?
2 Ze kunnen het wél!
3 Leerstijlen, het kind en het badwater
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven