Nu het onderwijs met dank aan het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) als een ware Dagobert Duck in het geld lijkt te zwemmen, worden scholen bestookt met aanbiedingen van bedrijfjes die een graantje hopen mee te pikken. Bij de aankondiging van het NPO werd van alle kanten gewaarschuwd dat het extra geld niet in de zakken van commerciële bureautjes moest verdwijnen. Een begrijpelijk standpunt, al riep het ook de vraag op wie er dán zou moeten zorgen voor al die extra bijspijkeruren. Het toch al grote lerarentekort, leraren die regelmatig in quarantaine moeten, zieke of overbelaste leraren: de extra handen zullen toch ergens vandaan moeten komen.
Private partij biedt menskracht als school die mist
Ook vóór de coronapandemie observeerden we een wat dubbele houding tegenover private huiswerk- en bijlesinstituten in het onderzoeksprogramma voor Gelijke kansen voor een diverse jeugd van de Nationale Wetenschapsagenda. Waar ouders, leraren en schoolleiders in beginsel stelden dat private aanbieders geen taak horen te hebben in het begeleiden van leerlingen, bleken ze in de praktijk wel degelijk gebruik te maken van de diensten van zulke aanbieders. Private partijen bieden het maatwerk en de individuele begeleiding waarvoor de school of leraar onvoldoende tijd en menskracht heeft.
In Nederland lijkt – meer dan in verschillende andere landen – sprake van samenwerking tussen het reguliere onderwijs en het schaduwonderwijs. Sommige scholen werken al jaren structureel samen met een of meer private aanbieders, en zijn doorgaans ook heel tevreden over die samenwerking (SEO/OCW, 2019). Private aanbieders verzorgen al langer lente- en zomerscholen, waaraan leerlingen met behulp van overheidssubsidies kosteloos kunnen deelnemen. De stelling dat private partijen geen rol zouden mogen spelen in het bijspijkeren van leerlingen die door de schoolsluiting achterstanden hebben opgelopen, is daarom opvallend. Als die samenwerking op andere momenten wel geaccepteerd is, waarom in dit geval dan niet?
De afgelopen jaren kwam ik in Nederland talloze voorbeelden tegen van een ambivalente houding jegens het schaduwonderwijs. De leraar die ouders hekelt die hun kind naar bijles sturen, maar even later opmerkt dat het wel fijn is dat hij zelf geen tijd meer kwijt is aan extra uitleg aan leerlingen die naar bijles gaan. De schooldirecteur die stelt dat goed onderwijs geen aanvullend onderwijs nodig heeft, maar wel in zee gaat met een examentrainingsbureau om de resultaten van zijn leerlingen te verbeteren. De internationaal gangbare term schaduwonderwijs ligt in Nederland overigens gevoelig. We spreken hier liever van ‘aanvullend onderwijs’, omdat schaduwonderwijs te veel zou suggereren dat het om activiteiten gaat die het daglicht niet kunnen verdragen.
Terwijl wij hier nog aarzelen over een nette benaming, nemen collega-onderzoekers in Hong Kong geen enkel blad voor de mond. Die spreken over private bijlesinstituten als een invasieve soort die het reguliere onderwijs zal overnemen. Ook trekken ze zonder omhaal een parallel met een sprookje van Hans Christian Andersen, waarin de schaduw zich losmaakt van zijn meester, in opstand komt, de meester tot een schaduw van hemzelf maakt en hem uiteindelijk vermoordt. Tegen zulke zwaar aangezette horror steekt het voorzichtige schimmenspel in Nederland behoorlijk af.
Misschien moeten we hier allereerst maar eens het zaallicht aandoen, om onder ogen te zien dat er allang sprake is van publiek-private samenwerkingen in ons onderwijs. Als je niet wilt dat private partijen uit de NPO-ruif mee-eten, zul je eerst maar eens moeten zorgen dat de stallen gevuld zijn met genoeg eigen paarden om al het werk te kunnen doen.
Louise Elffers is lector Kansrijke schoolloopbanen in een diverse stad (HvA), onderzoeker bij Onderwijswetenschappen (UvA) en directeur van Kenniscentrum Ongelijkheid. Ook schreef ze De bijlesgeneratie.
Bronnen
|
Deze column verscheen in Didactief, juni 2021.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven