Lesje

Tekst Karin Westerbeek
Gepubliceerd op 22-12-2022
Karin Westerbeek is adviseur van de Onderwijsraad en leraar Nederlands in het vo. Dat het leraarschap niet altijd van een leien dakje gaat, blijkt maar weer uit deze blog over toetsresultaten.

Het domste dat je kunt doen is opschrijven dat het best wel goed gaat, dat je de initiële problemen van het leraarschap achter je gelaten hebt. Voor je het weet sta je daar voor de klas zelfgenoegzaam te glimlachen. Kijk mij het eens in de vingers hebben. De klap die erop volgt blijkt de teruggekeerde boemerang te zijn. Je hebt het nog helemaal niet in de vingers.

Op dinsdag heb ik mijn brugklas altijd een dubbel uur. De vorige les hadden ze een leestoets gemaakt, en daar waren behoorlijk wat onvoldoendes bij gevallen. En onvoldoendes, waarschijnlijk door de bedenkers van onze toetssystemen ook bedoeld om een leerling aan te sporen een tandje bij te zetten, hebben een desastreus effect op de motivatie. De vier jongens met de ergste onvoldoendes kwamen al mopperend binnen. Dat het nergens op sloeg, dat ze op de basisschool tienen haalden voor begrijpend lezen, dat het een stomme toets was. ‘En die onvoldoende boeit me toch niet’, zegt Sadi, terwijl z’n hele lijf dat tegenspreekt.

Het nabespreken van de toets werkte niet. De leerlingen leken maar één doel te hebben: kijken of ik een fout had gemaakt bij het nakijken. En evident foute antwoorden door de klas roepen en vragen waarom dat fout was gerekend, of vragen ‘waarom krijg ik maar één punt bij vraag 17, want ik heb het woord ‘schuld’ wel genoemd’. Ze wílden niet begrijpen waarom alleen alinea 1 de inleiding was, en niet alinea 1 en 2, en ze wílden helemaal niet snappen waarom het onderwerp van tekst 1 ‘Leren en reizen’ was en niet ‘De wereldschool’. Een hoger cijfer, dat is wat ze wilden, en zo niet, laat dan maar. De sfeer zat er lekker in.

Maar goed, na de bespreking volgde een nieuw onderwerp. Woordenschat! Enthousiast stond ik te vertellen hoe belangrijk dat is, een goede woordenschat. En dat het zo leuk is van Nederlands dat het uit zoveel domeinen bestaat dat je een onvoldoende op de leestoets kunt ophalen met een goed cijfer op iets anders. Bijvoorbeeld de woordenschattoets!

‘Hoeveel woorden moeten we daar voor kennen?’

Dat zocht ik snel even op.

‘178’

WAT!!?

‘Neeeee!! 178 woorden??’ ‘Dat kan niet hoor mevrouw, dat past niet in mijn hoofd.’ ‘Denkt u dat we niks anders te doen hebben?’ ‘Ik heb ook nog een léven!’ ‘Ik ga echt geen 178 woorden leren, vriend’.

Dat ‘vriend’ kon ik niet over mijn kant laten gaan, dus dat werd een fittie, en ik was inmiddels voor het eerst ook écht geïrriteerd. Dus het kwam niet meer goed. Ik noemde ze een stelletje kleuters en daarna probeerde ik ze blij te maken met een woordenschatoefening die me twee uur had gekost om voor te bereiden: voor elke leerling had ik uit kranten en tijdschriften een ander artikel uitgeknipt. Op hun niveau, met een thema dat hen interesseerde. Iets over doorbrekende jonge voetballers voor Jules, Barry en Sadi, iets over emoji’s voor Fleur, een tech-artikel voor Denise en Hajib, een recept voor Marit die vaak cakejes mee naar school neemt, een artikel over de Efteling voor de Eftelingkenner uit de klas. Ze moesten de onbekende woorden onderstrepen. Want dan gingen we – leuk, leuk, leuk – een klassenwoordenboek maken!

‘Moeten we die woorden dan ook leren?’

’Eh…. Ja’

Toen brak de pleuris uit. En ging de bel. En tijdens het oprapen van de verfrommelde krantenartikelen van de grond realiseerde ik me dat ik nog wel iets te leren heb. Noem het de puntjes op de i.


 

Karin Westerbeek is raadsadviseur van de Onderwijsraad en leraar Nederlands in het vo. Meer lezen?

Verder lezen

1 Niet te lollig
2 Voorbereiding
3 Hoogbegaafd
4 Bonus
5 Né-der-lands
6 Bang

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent