Jumai is de dromerigste jongen van de klas. Hij is met zijn gedachten op veel mooie plaatsen, dat zie ik aan zijn gezicht, maar zelden bij de Nederlandse les. Zijn huiswerk maakt hij meestal maar half, of helemaal niet. De combinatie van niet opletten en thuis ook niks doen is zichtbaar in zijn cijfers. Het stortregent onvoldoendes. ‘Wat zou nou helpen,’ vraag ik, ‘om te zorgen dat je wat beter oplet?’
‘Ik kan niet goed opletten als het me niet interesseert,’ zegt hij, ‘want ik ben hoogbegaafd.’ Als ik vraag of ik hem kan helpen, wijst hij dat resoluut van de hand. ‘U hoeft mij niet te helpen. Dat doet de hoogbegaafdencoach.’
Op dinsdag lezen we een tekst over de manen van Jupiter. Het is vrij taai, maar door goede voorbereiding lukt het me de les best interessant en levendig te maken. De klas is heel actief bezig met verwerkingsopdrachten, zelfs Jumai. Sterren interesseren hem wel. Dan wordt er op de deur geklopt. De hoogbegaafdencoach. Of ze Jumai even mee mag nemen.
Nu is mij in het eerste half jaar niet opgevallen dat Jumai hoogbegaafd is. Ik zie een lief, dromerig joch, met veel interesse in de evolutietheorie en in spelletjes op zijn telefoon. En met weinig zin in zinsontleding, woordsoorten of woordenschat. Maar goed, wat weet ik ervan, ik ben geen expert. Zo zijn er nog een paar. Gijs heeft dyslexie (overduidelijk) en ook ADHD. Robin heeft ook ADHD, en Marijn, die altijd zo rustig achter in de klas zit en goed oplet, blijkbaar ook. En er zijn nog twee leerlingen hoogbegaafd. Bij één is dat – voor mij – overduidelijk, bij de ander zou ik het nooit geraden hebben. En allemaal worden ze met regelmaat uit de klas gehaald voor speciale behandeling.
‘Die heeft geen label en krijgt dus geen extra hulp’
Er zijn ook een paar leerlingen waar overduidelijk wel iets mee aan de hand is. Een jongen die zo vreselijk snel woedend wordt dat bijna niemand in de klas meer met hem wil samenwerken of naast hem wil zitten. Maar die heeft dan weer geen label, en krijgt dus geen extra hulp. Op hem worden de leraren alleen maar boos. Kinderen met een migratieachtergrond hebben, zo valt me op, zelden een label. En dus niets om zich achter te verschuilen als ze boos of ongeconcentreerd zijn. Je krijgt voor je schrijftoets geen extra tijd als je moedertaal Pools of Berber is; wel als je dyslexie hebt. Als je niet oplet omdat je aan je voetbaltraining denkt, wordt de leraar boos, als je niet oplet vanwege hoogbegaafdheid is het aan de leraar om begrip te tonen en iets uitdagenders te verzinnen.
Ik word er een beetje opstandig van. Ik krijg zin om psychologen te gaan schoppen. Of eigenaren van testbureautjes. Zouden ze begrijpen wat dat doet, zo’n label? De Jumais en Gijzen en Marijnen hebben nu altijd een excuus paraat. Een verklaring die geen verklaring is.
Donderdag zat Jumai met zijn fietssleutel te spelen in plaats van te werken aan zijn flyer over De brief voor de Koning. ‘Je moet aan de slag, jongen,’ zei ik. ‘Net als iedereen.’
‘Ik doe dat wel thuis. Dan doe ik het met mijn moeder.’
‘Ik wil dat je nu aan de slag gaat. Het hoeft niet met mijn stappenplan, je mag er ook zelf één verzinnen, maar je gaat nu aan het werk.’
Dat deed ie toen gewoon.
Karin Westerbeek is raadsadviseur van de Onderwijsraad en leraar Nederlands in het vo. Hoe het haar nu vergaat, lees je hier.
1 Niet te lollig
2 Voorbereiding
06-10-2022
20-10-2022
29-09-2017
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven