Afgelopen donderdag dacht ik een makkie te hebben. Het derde lesuur van die dag zouden de leerlingen een schrijftoets maken. En het zesde uur was het laatste lesuur voor de herfstvakantie, en dan zouden we een herfstquiz doen. Die toets bestond al. De quiz eveneens. En ik had ze al voorbereid. De les voor de toets werd afgesloten met de vraag ‘Wat moeten jullie donderdag allemaal meenemen?’, waarna de hele klas scandeerde: ‘je laptop!!!’. En toen een leerling opmerkte dat ie dan wel opgeladen moest zijn, deden we het nog eens over: ‘Wat moeten jullie donderdag allemaal meenemen?’ Klas: ‘Een OPGELADEN laptop!’
Toch was me verteld door een collega dat er altijd wel een kind of twee is dat toch laptoploos bij het lokaal aankomt, dus dat het verstandig was een aantal reservelaptops te regelen. Had ik gedaan. Vijf. Je weet maar nooit. Maar dat was de voorbereiding dan ook wel. Powerpoint met daarop ‘Welkom allemaal’ en de toetsopdracht? Check. Eigen laptop? Check. Extra laptops? Check. Tafeltjes uit elkaar gezet? Check. Hoe voorbereid kun je zijn?
Een goede voorbereiding is het halve werk, zo leren we in de opleiding. Een vakvolwassen leraar kan het op den duur wel af met minder voorbereidingstijd per les, maar voor een absolute beginner is het zaak elke les zorgvuldig uit te schrijven. Hoe doe je de start (hoe richt je de aandacht, hoe sluit je aan bij voorkennis, en bij hun belevingswereld, bijvoorbeeld), hoe ziet de kern van je les eruit (met vragen als: instructie waarover en hoe, in welke vorm ga je begeleid inoefenen, hoe zet je ze zelfstandig aan het werk en hoe pak je dat vervolgens weer terug?) en vergeet vooral ook de afsluiting niet (met een terugblik, reflectie op de les, vooruitblik naar de volgende les). Bij elke stap zet je hoeveel tijd dat onderdeel mag kosten, wat het doel is, wat de leerlingen geacht worden te doen en wat jij als leraar doet. Dus is het voorbereiden voor mij niet het halve werk maar driekwart van het werk, want aan elk lesuur gaan wel 3 uur voorbereiding vooraf.
Dat was voor deze schrijftoets niet nodig, dacht ik - eindelijk een keer een makkie. Maar toen begon de les. En waren het er zes. De leerlingen zonder laptop. En de reservelaptops deden het niet; ze konden er op de een of andere manier niet op inloggen. Eén leerling had een laptop die leeg was na vijf minuten werken. Eén leerling ging de toets dan maar maken op z’n telefoon. Eentje op papier. Twee in Word in plaats van in Teams zoals de bedoeling was. Eentje kreeg mijn laptop. Andere leerlingen konden toch niet op het netwerk, waren het wifi-wachtwoord kwijt, konden niet in Teams, waren hun tekst kwijt na een kwartier werken.
Voor de toets hadden ze 40 minuten. De les duurt 50 minuten. Na tien minuten was nog niemand begonnen. Na een kwartier waren er ongeveer 20 zover. De overige zes konden pas nóg weer vijf minuten later aan de slag. Ondertussen liep ik zwetend van kind naar kind om hier uit te leggen waar de toets stond, daar een laptop aan te sluiten, daar papier uit te delen, hier een vraag te beantwoorden en daar twee kinderen die samenwerkten vermanend toe te spreken.
Eindelijk waren ze stil aan het werk en hoorde je alleen nog getik van toetsenborden en een pen op papier. En af en toe een zucht. Drie minuten voor de bel ging, gaf ik aan dat ze nu toch echt moesten afsluiten. De helft was klaar. De andere helft mopperde, een meisje huilde zachtjes. Nog lang niet klaar….
Soms is een goede voorbereiding helemaal niks waard. En ICT in het onderwijs? Voorlopig zie ik het als een kleine overwinning dat ik de vijf defecte laptops niet uit het raam van lokaal D5 heb gekieperd maar weer keurig bij de receptie heb ingeleverd. Met een geeltje erop ‘Misschien even nakijken?’
Hoe het Karin Westerbeek nu vergaat, lees je hier.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven