In 1996 werd het in een lezing geïntroduceerd door de - destijds -toponderzoeker van het ITS, Paul Tesser. Iets later gingen de eerste experimenten Verlengde Schooldag van start met een zware inzet vanuit het welzijnswerk om de extra uren te vullen. Die aanpak was volgens de evaluaties niet bepaald succesvol. De kinderen leerden vooral een beetje jongleren, Afrikaans trommelen of toneelspelen. Allerlei halve wetenschappers riepen dat dit erg goed zou zijn voor hun leerprestaties. Niet dus.
Toen kwam de brede school. Die werd ontwikkeld in Groningen als Vensterschool en later in Rotterdam als Brede school. Omdat Nederland Onderwijsland altijd naar Rotterdam kijkt, werd de Rotterdamse benaming in het hele land overgenomen. De brede school werd een hype en ging als een strovuur door het land. Er werd veel geld gestoken in mooie gebouwen, wat zuinigjes geïnvesteerd in het werk met de kinderen, en het welzijnswerk veroverde weer een stevige plek. En dus werd ook de extra tijd in de brede scholen weer voor een belangrijk deel gevuld met jongleren, Afrikaans trommelen en toneelspelen. En opnieuw leeft bij sommigen de hoop dat dit de leerprestaties zal verbeteren. Niet dus.
Vanuit de politiek kwam rond 2006 een nieuw idee: dat van de schakelklassen. Hierin is geen plaats voor het welzijnswerk, maar staat de leerkracht centraal die aan de slag gaat met een groep kinderen die extra aandacht – vooral wat betreft taal en kennis van de wereld – nodig hebben. Onderzoekers van ITS en het Kohnstamm Instituut volgden de kinderen jarenlang en gaven onlangs hun eindoordeel. Dat luidt ‘Ondanks het feit dat we niet alle vragen over de schakelklassen kunnen beantwoorden, sluiten we de landelijke evaluatie schakelklassen na zes jaar positief af. In het schakeljaar zelf is de achterstand voor een groot deel ingelopen en daar profiteren de kinderen de jaren daarna nog steeds van. Deze gunstige resultaten rechtvaardigen de conclusie dat schakelklassen een goed instrument kunnen zijn om onderwijsachterstanden te bestrijden’.
Nog recenter dan de schakelklassen zijn de regelingen die het gemeenten en schoolbesturen mogelijk maken allerlei varianten van onderwijstijdverlenging te organiseren. Daar wordt druk gebruik van gemaakt. Evaluaties zijn nog maar beperkt beschikbaar maar wat er is, wijst de goede kant op. Het nadeel van onderwijstijdverlenging is dat het per leerling erg duur is. Het kost aanzienlijk meer dan regulier onderwijs. De baten zijn echter veel hoger, want jongeren die uitvallen, kosten ongelooflijk veel geld. Extra leertijd bieden heeft dus zin als er voldoende middelen in worden gestoken en het welzijnswerk aan de kant blijft.
Dit artikel verscheen in Didactief, december 2012.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven