Pets op de vlakke hand

Tekst Jacques Dane
Gepubliceerd op 07-04-2022
Beeld Christian van Houwelingen
Leerlingen hardhandig aanpakken, mocht dat wel? Erasmus bekritiseerde de ‘tredmolens’ en ‘folterkamers’ op scholen al.

In mijn handen heb ik een object dat eeuwenlang ontzag inboezemde: de gevreesde hand- of schoolmeestersplak. Als een leerling iets had uitgevreten, dan kreeg het meisje of de jongen als straf een pets met de plak op de vlakke hand. De Nederlandse taal kent een uitdrukking die is afgeleid van dit strafinstrument: ‘onder de plak zitten’.

Erasmus bekritiseerde
al de hardhandige
aanpak van leerlingen

Een persoon onderdrukt of overheerst iemand anders, zo luidt de uitleg. Op de website van het genootschap Onze Taal lees ik dat de uitdrukking ook gebruikt wordt ‘om aan te duiden dat in een huwelijk een van de twee echtgenoten (vaak de vrouw) duidelijk de baas speelt over de ander’.


Willekeur

In de kunstgeschiedenis domineert de schoolfrik: een kleingeestige onderwijzer met een plak in de hand. Jan Steens schilderij De dorpsschoolmeester (gedateerd rond 1670) is een klassiek voorbeeld van zo’n straffende onderwijzer. Achter een lessenaar zit een massieve man, het gezicht in een verbeten uitdrukking, die met een voorwerp dat op een pollepel lijkt een klap uitdeelt op de rechterhand van een jongen. Met zijn linkerhand veegt het slachtoffer een traan uit zijn oog. Op de grond ligt een verkreukeld stuk papier: een afgekeurde opgave waarvoor de jongen straf krijgt. De blikken van de kinderen eromheen spreken boekdelen. Een kleine jongen kijkt angstig naar de bestraffing. Het gezicht van een ouder meisje vertoont een grijnslach die op leedvermaak duidt.
Leerlingen hardhandig aanpakken, mocht dat wel? In zijn Lof der zotheid (1511) bekritiseerde Desiderius Erasmus deze gang van zaken. Scholen zijn ‘tredmolens’ en ‘folterkamers’. Onderwijzers zijn ‘het meest rampzalige en moedeloze soort mensen’ dat er bestaat. Ze zijn ‘zeer met zichzelf ingenomen, zolang ze hun angstige schare terroriseren met hun dreigende gezicht en stemgeluid, zolang ze met roeden, takken en zwepen de arme kindertjes tot bloedens toe slaan, en zolang ze op alle mogelijke manieren volgens hun eigen willekeur woedend tekeergaan’.
Je zou denken dat een invloedrijke humanist als Erasmus deze wrede zestiende-eeuwse schoolpraktijk kon doorbreken. Maar niets is minder waar. In zijn Regel der Duytsche schoolmeester (1591) adviseerde ook Dirck Adriaensz Valcoochs de leerlingen niet al te hard af te tuigen: ‘Weest coel ghesint, niet hittigh van gemoeden, U instrumenten sullen slechts wesen plack en roeden.’ Het was ongewenst een leerling op het hoofd te slaan: ‘Alsoo men bevindt dat door het slaen der kinderen aen ’t hooft veel ongemacken komen te ontstaen.’ Tuchtig beheerst en met beleid, zo luidde Valcoochs boodschap. Maar hoe pijnlijk was het?


Afranseling en vergelding

In zijn autobiografie beschreef de Haarlemse kostschoolhouder Willem van den Hull (1778-1854) hoe hij als piepjonge hulponderwijzer getuige was een afranseling met de plak. Wat was er aan de hand? Stadsschoolmeester Gabriel Schouten heerste met ijzeren hand over een door ‘vunzige uitwasemingen (…) overgroote meenigte armen-kinderen’. Op een dag zag hij hoe een jongen ‘twaalf plakken kreeg’, in iedere hand zes. Na deze lijfstraf waren zijn handen ‘nog gedurende den schooltijd opzwollen alsof hij ze in kokend water gehouden had’. Schouten was meedogenloos, de kinderen waren doodsbenauwd voor deze sadistische opvoeder.
Toen zijn vroegere slachtoffers potige knapen waren geworden, werd Schouten zelf mishandeld. ‘Wedervergelding’, zo noemde Van den Hull dat. In 1820 kwam er een landelijk verbod op lijfstraffen: onderwijzers moeten met hun fikken van de leerlingen afblijven. Soms biedt de onderwijsgeschiedenis ook troost.

 

Jacques Dane is hoofd collectie en onderzoek van het Nationaal Onderwijsmuseum in Dordrecht.

 

 

Dit artikel verscheen in Didactief, april 2022.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent