Onderzoek

Gelijke kansen in de klas

Tekst Gert-Jan Veerman
Gepubliceerd op 30-12-2014 Gewijzigd op 06-09-2018
Hoe meer etnische groepen op school, hoe groter de kans op ontregeling tijdens de les, blijkt uit promotieonderzoek. Maar er is hoop.

‘Ik was een politieagent die losgeslagen leerlingen in de hand probeerde te houden.’ Meester Mark vertelt in zijn boek Meester Mark draait door openhartig over zijn twee jaar als zij-instromer in het basisonderwijs. Tijdens mijn eerste jaar voor de klas werd ook ik geconfronteerd met leerlingen die slecht luisterden en veel te weinig toekwamen aan leren. Ik vroeg mij af welke rol de verschillende culturen in mijn klas hierbij spelen. Zou de kans op wanorde op ‘nog zwartere scholen’ groter zijn? Door eerdere positieve ervaringen met weinig wanorde op een zwarte school in Londen vroeg ik mij daarnaast af of het land waar de school staat, invloed heeft. 

Na een loodzware start volgde negen prachtige jaren voor de klas. Sinds twee jaar bereid ik pabo-studenten voor op een mooie toekomst in het onderwijs.

Behalve pedagogische, didactische, creatieve en persoonlijke vorming en begeleiding door goede leerkrachten in de scholen, hebben studenten ook inhoudelijke kennis over het ontstaan van wanorde en mogelijke oplossingen nodig. Mijn recente onderzoek naar etnische diversiteit en wanorde als promovendus aan de Universiteit van Amsterdam kan hierbij helpen.

Beleving

In mijn onderzoek heb ik de reacties geanalyseerd van ruim 108 duizend vijftienjarige scholieren op meer dan 3.500 scholen in twintig verschillende westerse landen. Aan de scholieren was binnen een PISA-onderzoek onder meer gevraagd of ze in de klas snel starten met werken, of ze überhaupt kunnen werken, of er naar de leerkracht wordt geluisterd en of er in de klas sprake is van wanorde of kabaal. Deze vier items vormden samen de meting van wanorde.

De antwoorden van de scholieren heb ik gekoppeld aan zowel het percentage allochtonen als de etnische diversiteit van de school. Daarbij geldt dat een hoog percentage allochtonen niet betekent dat er sprake is van een hoge etnische diversiteit. Zo bestaat een van de scholen die ik heb onderzocht, vrijwel volledig uit kinderen van Turkse migranten. Zo’n school heeft een maximaal percentage allochtonen, maar is etnisch niet divers.

Mijn onderzoek toont aan dat níet het percentage allochtonen in de school samengaat met meer wanorde, maar wél etnische diversiteit. Juist op scholen met een hogere etnische diversiteit dan je zou verwachten gezien het percentage allochtonen, beleven leerlingen meer wanorde. Dit kunnen dus ‘minder zwarte’ scholen zijn dan scholen die volledig uit kinderen van Turkse migranten bestaan.

Toch is hier niet alles mee gezegd. Volgens de zogenoemde contacthypothesetheorie nemen vooroordelen tussen etnische groepen af wanneer de groepen onder meer een gelijke status hebben, ondersteuning van autoriteiten krijgen (op het niveau van het land, maar ook van de klas), en gezamenlijke doelen hebben. Wanneer aan deze voorwaarden wordt voldaan, kunnen de spanningen en daarmee de wanorde in de klas afnemen.

Ook blijkt dat de relatie tussen etnische diversiteit en wanorde in de klas van land tot land verschilt. Zo zijn er aanwijzingen dat in landen met meer gelijkwaardige kansen voor migranten, de relatie tussen etnische diversiteit en wanorde minder sterk is.

Nederland biedt volgens de index voor migrantenpolitiek (MIPEX) in vergelijking tot de meeste andere landen meer kansen aan migranten. Zodra die kansen afnemen, kan dit dus negatieve gevolgen hebben en meer spanningen en wanorde in de klas opleveren.

 

Gert-Jan Veerman is onderzoeker bij de Universiteit van Amsterdam. Meer weten over etniciteit en school? Neem dan contact op via [email protected].

Dit artikel is verschenen in Didactief, december 2014.

 

Click here to revoke the Cookie consent