Sommige bezoekers kunnen de verleiding niet weerstaan om de blaasbalg van het tentoongestelde tafelharmonium te bedienen en de toetsen te beroeren. Een melodie roept herinneringen op aan de zondagsschool: ‘’t Hijgend hert der jacht ontkomen’ (Psalm 42) of ‘Daar ruist langs de wolken een lieflijke naam, die Hemel en aarde verenigt tezaam’ (Zangbundel van Johannes de Heer) – muzikale oorwurmen uit lang vervlogen tijden. Zo tegen kerst klinkt ook weleens ‘Stille nacht, heilige nacht’.
Na afloop van de jaarlijkse kerstviering, waar onder het genot van warme chocolademelk en een speculaasje het verhaal over het kindje Jezus werd verteld, kregen de leerlingen een zondagsschoolboekje cadeau. Deze traditie ontstond in de tweede helft van de negentiende eeuw, toen de hervormden de Nederlandsche Zondagsschool-Vereeniging oprichtten.
Kinderboekhistorici lieten zich soms laatdunkend uit over de kerst- of zondagsschoolboekjes: te stichtelijk, zouteloze verhaaltjes, oninteressant. Met een hedendaagse bril op bekeken is dat ook zo: een vertelling, opgebouwd rond het stramien van de Heidelbergse Catechismus – ellende, verlossing, dankbaarheid – waarin alleen modelkinderen voorkomen, is inderdaad niet te pruimen vergeleken met het werk van Annie M.G. Schmidt of Thea Beckman.
Maar deze saaie boekjes werden geheid gelezen. Een enquête uit 1899 over de leesgewoonten van het Nederlandse volk toont aan dat de werkman over het algemeen geen drukwerk koopt; de huishoudportemonnee staat dit niet toe. Maar ‘wat men van boeken in werkmansgezinnen aantreft, zijn meestal kinderwerkjes die van de Zondagsscholen, van Kerstviering […] de kinderen in handen komen, en dikwerf met zorg bewaard, ook door de ouders en andere volwassen huisgenooten ter hand worden genomen’. Vanuit een hedendaags perspectief waren zondagsschoolboekjes dus een succesvolle vorm van ‘leesbevordering’.
Wat nog weleens wordt vergeten, is dat de zondagsschoolbeweging oorspronkelijk bedoeld was voor kinderen uit minderbedeelde milieus. De zondagsschool gold als een onderdeel van de ‘inwendige zending’: evangelieverkondiging in eigen land onder mensen in nooddruftige omstandigheden. De Britse filantroop en evangelist Robert Raikes (1736-1811) werd door de internationale zondagsschoolbeweging gezien als het archetype mens dat ‘door liefde gedreven zich het lot van ongelukkigen aantrok’. Raikes zette zich in voor de onmenselijke behandeling van misdadigers in gevangenissen. Als deze ongelukkigen een beschaafde en godvrezende opvoeding en degelijk christelijk onderwijs hadden genoten, aldus Raikes, dan was hun veel leed bespaard gebleven.
Werkte evangelie
als tegengif voor
ongelijkheid?
Werkte evangelieprediking in sloppenwijken als tegengif voor armoede en onwetendheid? Een van Raikes’ vele navolgers was de Amsterdamse domineesvrouw M.J. de Vrijer-Struijs. Najaar 1930 kreeg ze van haar man de opdracht om honderd kopjes en schoteltjes te kopen. ‘Waarvoor?’ vroeg ze. Antwoord: ‘Wel, ik wil trachten zwervers en de armste menschen uit de sloppen en stegen om de Oude Kerk eens per week bij elkaar te krijgen en zoo eenvoudig mogelijk uit het Evangelie te vertellen en samen met hen te bidden en te zingen.’
Dit lukte wonderwel. In een mum van tijd wist het domineesechtpaar ‘havelooze mannen’, gevallen vrouwen, kortom ‘de allerongelukkigste en meest afgedwaalde’ schapen aan zich te binden. Onder het genot van een kopje koffie. In haar autobiografie Dertig jaren domineesche (1938) verbaasde de domineesvrouw zich erover dat die arme sloebers veel stichtelijke liederen uit het hoofd kenden. Die hadden ze geleerd bij het orgel op de zondagsschool.
Kerstboodschap: voor armoedebestrijding en onderwijsgelijkheid is meer nodig dan alleen warme chocolademelk.
Jacques Dane is hoofd collectie en onderzoek van het Nationaal Onderwijsmuseum in Dordrecht.
Dit artikel verscheen in Didactief, december 2021.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven