Dagelijks richtten alle ogen zich meermaals naar de ‘werkmuur’, de wand waartegen het zwarte bord hing. De zuiverste vorm van slow teaching: stap voor stap de leerstof overdragen, zodat die zich in het langetermijngeheugen van de leerlingen nestelt.
Volgens wettelijke richtlijnen mocht de afstand van de werkmuur tot de achterste schoolbanken niet groter dan zeven meter zijn. Het schoolbord moest bovendien op een zodanige hoogte hangen, dat de leerlingen ‘niet al te sterk omhoog behoeven te zien om hetgeen er op geschreven wordt, te lezen’. Het lijkt een historische vanzelfsprekendheid: in alle klassen hing een schoolbord en iedere leraar wist hoe je een krijtje hanteerde. Maar dit is schijn. Dit onderwijsmiddel had een stroeve start, ondanks lofzangen die de leraren moesten overhalen het te gebruiken. Met een schoolbord kan een grote groep leerlingen gelijktijdig les krijgen, aldus een opbeurende onderwijspublicatie uit 1801. Het oude hoofdelijk (individueel) lesgeven was zeer tijdrovend: ‘Hoe veel wordt niet uitgewonnen, wanneer de Onderwijzer bij dezen arbeid slechts de helft van den tijd behoeft, dien hij anders nodig heeft om 40 kinderen volgens de gewone wijze van spellen het lezen te leeren.’
Leraar geloofde
domweg niet
in het schoolbord
Desalniettemin stapte niet iedereen meteen over op dit nieuwe hulpmiddel. Men geloofde er domweg niet in, goed bordschrijven was – en is – een kunst die niet iedereen beheerste en er bestond onder sommigen zelfs de angst dat het bord de plaats van de leraar zou innemen.
Pas in de loop van de negentiende eeuw raakte het schoolbord ingeburgerd en uiteindelijk kon niemand meer zonder krijtje en bordenwisser.
Er ontstond ook zoiets als de ergonomie van het schoolbord. Een goed bord was ‘dof-zwart, niet glimmend: zoo moeten de borden niet alleen zijn, maar ook blijven! Het glimmen is hinderlijk voor het onderwijs en schadelijk voor de oogen. Daarom is het in allen gevalle ook aanbevelenswaardig, dat de borden verplaatsbaar zijn, wat hoogte zoowel als wat schuinheid van stand betreft.’
Schoonhouden was een discussiepunt. Er waren leraren die het krijtbord het liefst droog hielden en met een bordenwisser schoonmaakten. Nadeel was dat de wisser buiten moest worden uitgeklopt. En krijtstof hecht zich aan kleding: smetteloze colbertjes en jurken waren een zeldzaamheid. Anderen verkozen een natte spons, ‘[…] om zoodoende alle krijtstof te voorkomen; wat evenwel weer niet bevorderlijk is aan het “dofzwart” blijven van de borden gedurende langen tijd.’ De praktische oplossing lag, zoals altijd, in het midden: ‘Misschien is het meest aanbevelenswaardig, de genoemde bordenvegers te gebruiken, doch ééns of twee maal per week de borden met een natte spons te bewerken.’
De afgelopen jaren verdween het schoolbord geruisloos uit de klaslokalen. Nu werken – en worstelen – leraren met het digibord, waarop ze prachtige presentaties en filmpjes kunnen tonen. Nadeel is dat leerlingen verleren om zich langere tijd te concentreren, aldus onderwijsadviseur Marcel Schmeier. In zijn onderwijsvernieuwende boek Bordwerk en aantekeningen (2020) blaast hij de oude schoolbordtraditie nieuw leven in: ‘Het bordwerk moet mét de les ontstaan en voortschrijden, en niet op voorhand geheel voltooid aan de klas als totaliteit worden voorgehouden.’ Slow teaching.
Jacques Dane is hoofd onderzoek en conservator van het Nationaal Onderwijsmuseum in Dordrecht.
Dit artikel verscheen in Didactief, september 2022.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven