Het lijkt een afbeelding uit een stripboek: een compagnie soldaten in fantasie-uniform, aangevoerd door een bevelhebber, die hen met zijn gebalde rechtervuist aanspoort om als leeuwen te vechten. Linksboven zien we een officier te paard, sabel in de hand, bevelen brullend. Een van de soldaten sneuvelt.
Deze krijgshaftige voorstelling is een serieuze schoolplaat uit rooms-katholieke kring: De pauselijke Zouaven in de slag van Mentana (1867). ‘Zoeaven’ is een verbastering van ‘Zouaouwa’, een Algerijnse Berberstam. Het uniform van het pauselijke vrijwilligersleger leek op het kraagloze, taillelange jasje en de pofbroek die de Zouaouwa in het leger van hun kolonisator Frankrijk droegen. Vooraan draagt een zoeaaf de vlag van Vaticaanstad: de gekruiste sleutels van de apostel Petrus, bewaker van de hemelpoort, met daarboven de pauselijke tiara, op een dundoek met goudgele en witte band.
Waarom vochten deze jongemannen voor Rome? Tijdens de ambtsperiode van de negentiende-eeuwse paus Pius IX rommelde het in Italië: nationalist Garibaldi streed voor de politieke eenwording van het land dat uit zelfstandige stadstaten bestond. Ook Vaticaanstad, waar de paus zetelde, leverde strijd tegen Garibaldi’s leger en 11.036 katholieke jongemannen, afkomstig uit alle windstreken, togen naar Italië om voor paus Pius IX te vechten. Nederland leverde zelfs het onwaarschijnlijke aantal van 3.181 pauselijke strijders. Hoe was dit mogelijk?
Vanuit het hele land reisden
‘dappere jongens’ naar Rome
Eeuwenlang waren katholieke Nederlanders tweederangs burgers. Zij mochten hun geloof niet in het openbaar belijden en werden benadeeld bij het bekleden van openbare ambten. Maar in de negentiende eeuw kregen ze steeds meer rechten: een eigen pers en vanaf de Grondwetsherziening van 1848 ook het recht eigen scholen te stichten. De katholieke religie maakte een heropleving mee. In 1853 besloot Pius IX tot herstel van de bisschoppelijke hiërarchie: Nederland was niet langer missiegebied.
Toen Garibaldi’s troepen Vaticaanstad bedreigden, preekten pastoors hierover in de Nederlandse kerken. Pater Cornelis de Kruyf rekruteerde geestdriftige jongemannen in alle uithoeken van het land. Vanuit Oudenbosch reisden de ‘dappere boerenjongens’ naar Rome. Tevergeefs, want in 1870 annexeerde koning Victor Emanuel II Vaticaanstad.
In de katholieke geschiedschrijving kregen de Nederlandse zoeaven een heldenstatus toegedicht, die in de loop van de twintigste eeuw echter verbleekte. Zo betitelde pedagoog-frater J.J. Doodkorte in 1925 de zoeavenbeweging als ‘een der grootste glories’ van de vorige eeuw. Verbitterd vroeg hij zich af: ‘Op hoeveel Roomsche scholen wordt van die heldenstrijd iets meer meegedeeld dan een paar namen en een jaartal?’ Of daar iets aan gedaan kon worden.
De schoolplaat met de zoeaven, vervaardigd door Stan de Reuder, was het resultaat. Hij werd niet kritiekloos ontvangen. Ons Eigen Blad, tijdschrift voor ‘praktische Roomse opvoeding’, schilderde het tafereel in 1937 als een ‘opvoedend geschiedverhaal’ af, maar vond dat de docentenhandleiding bij de plaat ‘deerlijk tekortschoot’. De ‘heldenmoed’ en de ‘offervaardigheid’ van de boerenjongens werden als een avonturenverhaal gepresenteerd. Wat ontbrak: een ‘pacifistische geest’. Opmerkelijk is dat de recensent de toelichting op de plaat met de werkwijze van de nazi’s vergeleek, ‘die op wetenschappelijk gebied de klok ’n flink eind achteruit hebben gezet’.
Belangrijk detail: de zoeaven traden in vreemde krijgsdienst, waardoor velen hun Nederlanderschap kwijtraakten. Een vergelijking met de linkse Nederlanders die tijdens de Spaanse Burgeroorlog tegen generaal Franco vochten, kerels die bij de Waffen-SS dienden of huidige jongemannen die zich bij het leger van de Islamitische Staat (IS) aansloten, is snel gelegd.
Jacques Dane is hoofd collectie en onderzoek van het Nationaal Onderwijsmuseum in Dordrecht.
Dit stukje onderwijsgeschiedenis verscheen in Didactief, september 2021.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven