Een kwart van de Nederlandse tieners is volgens PISA 2018 laaggeletterd. Er is verdorie een leescrisis, schrijft Frank Kalshoven in de Volkskrant van 6 december. Dat is volgens hem het echte harde nieuws uit Pisa-2018.
Goed kunnen lezen is de basis voor goede leerlingresultaten, maar vormt ook de basis om later actief in de samenleving te kunnen functioneren. Zonder een goede lees- en schrijfvaardigheid zijn leerlingen niet in staat hun potentiële leer- en onderwijsmogelijkheden te benutten. Hun maatschappelijke mogelijkheden zijn dan begrensd.
Leesvaardigheid is volgens PISA: ‘het begrijpen van, gebruiken van, evalueren van, reflecteren op en omgaan met teksten om je doelen te bereiken, je kennis en je potentieel te verruimen en deel te nemen aan de maatschappij.'
Nederlandse 15-jarigen blijken daar volgens PISA 2018 niet goed in te zijn. Dat is nogal ernstig. Lezen is nog nooit in de geschiedenis zo belangrijk voor alle leden van de samenleving (Coyne, Kame’enui, & Carnine, 2011). Snow (2016) noemt goed kunnen begrijpend lezen zelfs de belangrijkste 21e eeuwse vaardigheid. Der Spiegel (8-12-2014) stelt in een themanummer over lezen dat kunnen lezen in de toekomst niet overbodig zal zijn, maar zelfs steeds belangrijker wordt. Lezen is de belangrijkste vaardigheid die leerlingen in het onderwijs opdoen. Leerlingen leren betekenis te verlenen aan teksten, ze leren te begrijpen wat zij lezen.
PISA 2018 laat slechte resultaten voor Nederland zien:
De leesvaardigheid van 15-jarigen neemt steeds verder af. PISA 2015 liet een score van 503 zien, bij PISA 2018 is dat 485;
Het aantal leerlingen dat het risico loopt laaggeletterd te worden neemt sterk toe. Waren dat bij PISA 2015 17,9%, in 2018 zijn dat er 24. Een toename van 6% laaggeletterden, een kwart van de bevolking zou niet meer mee kunnen komen.
De Nederlandse PISA-onderzoekers noemen deze uitkomsten zorgwekkend.
1. Nederland doet het slechter dan de 15 EU-landen. Zo scoren in Nederland leerlingen met laag-, middelbaar en hoogopgeleide ouders lager op leesvaardigheid dan in de 15 EU-landen.
2. Nederland kent slechts 1% excellente lezers.
3. De scores op de PISA-toets blijken sterk samen te hangen met het opleidingsniveau van de ouders: sociale ongelijkheid wordt gerepliceerd.
4. Het leesplezier van de leerlingen is lager dan in alle deelnemende landen (lees ALLE andere landen. ALLE!!!).
5. De kwart laaggeletterde leerlingen lezen doorgaans onvoldoende vloeiend. Het gevolg van hun zwakke leesvaardigheid is dat zij onvoldoende achtergrondkennis hebben opgedaan om goed met teksten te kunnen omgaan.
6. In het bijzonder de leerlingen met leesproblemen hebben weerstand tegen lezen.
Zetten we de PISA-resultaten vanaf 2003 op een rij, dan zien we steeds afnemende resultaten voor Nederland, waarbij vooral na 2015 een sterkere afname in leesvaardigheid en sterke toename van laaggeletterde leerlingen plaatsvindt (zie illustratie).
De PISA-onderzoekers gingen ook na of de afgenomen leesvaardigheid in Nederland door andere bronnen wordt bevestigd, maar dit levert volgens hen een diffuus beeld op. Het internationaal vergelijkende onderzoek PIRLS-2016 laat zien dat de leesprestaties in groep 6 van het basisonderwijs in 2016 ten opzichte van 2006 en 2011 gelijk zijn gebleven. Wel zien de onderzoekers het aantal leerlingen dat de referentieniveaus haalt op het einde van de basisschool teruglopen: Ten opzichte van 2016 daalde het percentage leerlingen dat referentieniveau 2F haalt in leesvaardigheid in 2017 van 76% naar 65% (Inspectie van onderwijs 2018). Dat is ernstig: de referentieniveaus gaan ervan uit dat 80% van de leerlingen van 15 jaar op niveau 2F kan lezen, het basisniveau.
Het is erg. We constateren dat na groep 6 de leesvaardigheid van de leerlingen lijkt af te nemen. Nielen (2016) toont dat door gebrek aan oefening de ontwikkeling van leesvaardigheden na groep 6 stagneert en daarmee het plezier in lezen. Netten (2014) laat zien dat de leesresultaten in groep 6 in het afgelopen decennium significant zijn gedaald. Op alle niveaus lijkt het mis te gaan.
* Onderhoud. Het niet onderhouden van de leesvaardigheid, waaronder de technische leesvaardigheid, op het einde van de basisschool en in het voortgezet onderwijs moet als een belangrijke verklaring voor de afnemende resultaten en motivatie worden gezien.
* Eenzijdige focus. Een andere verklaring is de eenzijdige gerichtheid in Nederland op leesstrategieën. De leesstrategieën hebben niet opgeleverd van wat men er in de negentiger jaren van de vorige eeuw van verwachtte, namelijk betere resultaten voor begrijpend lezen. Okkinga vond geen effect voor Nieuwsbegrip op begrijpend lezen. Gek is dat niet. In 2012 heb ik al opgemerkt, dat zwakke technische lezers en leerlingen met een beperkte woorden/achtergrondkennis niets met leesstrategieën kunnen. Leesstrategieën vereisen immers dat leerlingen een tekst nauwkeurig, vlot en met begrip moeten kunnen lezen. En daar ontbreekt het juist aan bij deze lezers.
* Het huidige leesonderwijs motiveert niet. De lage leesmotivatie kan m.i. niet los gezien worden van het soort leesonderwijs in Nederland dat wordt gegeven. De lage motivatie heeft voor een belangrijk deel ook te maken met een lage leescompetentie. Dit geldt in het bijzonder voor de 24% laaggeletterde leerlingen.
Kortom: de afname van leesvaardigheid en leesmotivatie lijkt vooral samen te hangen met een afnemende technische leesvaardigheid, namelijk het vloeiend lezen, in de bovenbouw van de basisschool en het begin van het voortgezet onderwijs. Recent liet de inspectie van onderwijs (2019) zien, dat bij de helft van de basisscholen het technisch lezen niet in orde is.
Eerst en vooral: er is geen nieuws! De resultaten van PISA-2015 waren al verontrustend. Overheid en schoolbesturen bleven echter met de armen over elkaar zitten.
Nu, in reactie op de huidige PISA-resultaten, valt het op dat Nederlandse bewindslieden vooral spreken over een ‘stichting Lezenachtig’ leesoffensief om voorlezen en lezen onder jongeren te versterken. De leesmotivatie en –plezier van leerlingen dalen en dat heeft invloed op de leesvaardigheid, stellen ze. Die trend willen de ministers van onderwijs keren met een offensief, als aanvulling op andere bestaande manieren om lezen te stimuleren.
De Nederlandse bewindslieden vergeten, dat een kwart van onze 15-jarigen een verhoogd risico loopt laaggeletterd te worden vanwege een onvoldoende leesvaardigheid. Dat is een ramp voor die leerlingen maar ook voor de samenleving. Deze leerlingen lopen bovendien een verhoogd risico om later geen werk te vinden, omdat ze door hun beperkte leesvaardigheid een afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Deze leerlingen gaan het zeker niet redden door meer aandacht voor leesmotivatie. Zij moeten vanaf groep 6 van de basisschool geholpen worden om een betere lezer te worden. Er wordt door de bewindslieden niet gesproken over het versterken van de effectiviteit van het leesonderwijs met werkbaar gebleken inzichten om het tij te keren. Internationaal onderzoek toont dat ook in de bovenbouw en in het voortgezet onderwijs de leesvaardigheid systematisch verder ontwikkeld moet worden. Dit niet doen wordt als een fundamentele fout gezien. Volgens Denton en Vaughn (2008) kan het begrijpend lezen van oudere leerlingen verbeterd worden en onderzoek laat in toenemende mate zien, dat dat mogelijk is.
Opvallend ook dat we nergens lezen dat de effectiviteit van ons leesonderwijs te wensen over laat, dat het niet effectief en/of motiverend is. Een kwart van de Nederlandse leerlingen die slecht leest. …Dat kan niet alleen op het bordje van die leerlingen zelf worden gelegd. Scholen moeten zich de vraag stellen: hoe goed is ons leesonderwijs? Voor deze leerlingen zijn doelgerichte interventieprojecten nodig zijn om hun leesvaardigheid te verbeteren. Daar ontbreekt het momenteel aan.
De achteruitgang van de leesvaardigheid is een collectieve verantwoordelijkheid, zoals de Vlaamse minister voor onderwijs voor de teleurstellende Vlaamse resultaten zegt. Wij, allen, zijn er verantwoordelijk voor. Tegen die achteruitgang moeten we daarom collectief actie ondernemen. Het moet het ambitieniveau van VO-scholen zijn om alle leerlingen minstens functioneel geletterd hun scholen te laten verlaten. Een dergelijk ambitieniveau vraagt om een schoolbreed beleid. Elke docent die met teksten werkt, moet zich daarvoor inzetten. De leraar Nederlands maar ook de leraar geschiedenis, en de leraar consumptieve technieken. Dit is geen eenvoudige opdracht.
Er is veel werk aan de winkel. In het belang van de leerling en de samenleving.
Kees Vernooy is lector emeritus Effectief taal- en leesonderwijs, schoolverbeteringsdeskundige, en verbonden aan Expertisebureau Effectief Onderwijs.
Dit artikel verscheen eerder hier.
Reacties? Je kunt hieronder reageren of op https://www.facebook.com/pg/LevendeTalenNederlands/posts/?ref=page_internal
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven