Puber Leaks

Tekst Angela Crott
Gepubliceerd op 21-10-2015
Angela Crott - In januari 2015 verscheen in Duitsland het boek Teenie Leaks van de vijftienjarige gymnasiumscholier Paul Bühre, waarin hij pubergeheimen lekt.

Het werd een bestseller in Duitsland en verscheen in juni 2015 als Puber Leaks in het Nederlands. Als jongensonderzoekster naar vroegere en huidige jongens kon ik natuurlijk niet om dit boek heen. Bij lezing had ik al snel mijn eerste aha-erlebnis en wel daar waar Paul het over boekenratten heeft. Boekenratten zijn volgens hem jongens, zoals hijzelf, die aan aanvallen van hevige leeskoorts lijden. Gedurende een paar dagen lezen ze zoveel mogelijk boeken achter elkaar om er vervolgens weer voor een maand genoeg van te hebben. In een boek over jongens en hun lectuur uit 1949 is ook sprake van een dergelijke leeskoorts. Vooral jongens van een jaar of vijftien, zestien werden er door getroffen.

Twee leraren en een scholier
In dit artikel wil ik het niet hebben over de andere aha-erlebnissen die ik als historica had bij lezing van Puber Leaks, maar wil ik wat Paul over de puberteit te berde brengt vergelijken met wat twee leraren uit de eerste helft van de vorige eeuw over deze levensperiode schreven. Bij deze leraren gaat het om M.J. Langeveld, schrijver van De psychologie der middelbare-schoolklas (1934), en A. de Vletter, schrijver van In moeilijke jaren (1930). Langeveld en De Vletter waren als leraar respectievelijk rector verbonden aan een lyceum. Beiden hebben hun praktische ervaring als leraar verwerkt in deze boeken en weten dus wat het is om de confrontatie aan te gaan met pubers. Ze spreken in de hij-vorm over pubers. Zo schrijft Langeveld: '(...), want hij is juist niet meer een "kind", "zoo'n jochie" '. Als het bij de pubers om meisjes gaat, zeggen ze dat er expliciet bij.

Net als Paul hebben Langeveld en De Vletter ervaring met gemengd middelbaar onderwijs, waarbij opgemerkt moet worden dat het aandeel meisjes op de middelbare school tegenwoordig veel groter is dan in de jaren dertig van de vorige eeuw. Zowel de vroegere leraren als de huidige scholier weiden in hun boek uit over drie zaken: het gedrag van de puber op school, zijn seksuele ontluiking en zijn omgang met de leraren. In hoeverre vertelt Paul over deze zaken geheimen waar vroegere leraren geen weet van hadden?

De puber en zijn neiging tot onoplettendheid
Langeveld en De Vletter zijn niet te spreken over de oplettendheid van de jongen. Hij moet steeds opnieuw tot de orde worden geroepen. Beide leraren wijzen erop dat de 'orde-delikten' in de tweede klassen groter zijn dan in de eerste klas en dat de derde klas extra lastig is. Wat zeggen ze over de klas waar Paul inzit: de vierde? Daar spreekt alleen Langeveld zich over uit. Als hij na de grote vakantie binnenkwam in vierde klassen, viel het hem vaak op dat ze rustiger en gelijkmatiger leken dan het jaar daarvoor. De vierde klas kan volgens hem toch nog een lastige klas zijn als de leraar niet begrijpt dat hij hier te maken heeft met een overgangsperiode. In deze periode hebben de leerlingen weliswaar leiding nodig, maar niet door middel van 'de gebruikelijke schoolordemiddelen'.

Over schoolordemiddelen schrijft Paul niet. Wel over enkele van zijn medescholieren die van alles door de klas gooien, terwijl ze heel goed weten wat daarvan de consequenties zijn. Paul gelooft niet zo in huidig onderzoek dat stelt dat pubers niet kunnen nadenken over de consequenties van hun daden. Dat kunnen hij en zijn klasgenoten wel degelijk, maar in 'regels, grenzen en gevolgen' zijn ze gewoon niet zo geïnteresseerd. Ook niet in het uit het hoofd leren van zaken die je toch zo weer vergeet. Want waar is dat goed voor?

'Ik zou liever iets doen waarvan ik denk dat ik er iets aan heb. En als ik me niet mag specialiseren, dan zou ik in elk geval graag beter willen begrijpen waar ik al die kennis eigenlijk voor nodig heb. Niet in de zin van of het nuttig is, maar om te begrijpen wat er nu zo leuk is aan het vak en hoe het samenhangt met het grote geheel, met het leven buiten de school, met de wereld daarbuiten. Het helpt natuurlijk ook niet als de leraar je als eerste vertelt dat hij Latijn nooit meer nodig heeft gehad.'

Deze 'balorigheid' tegen school en schoolwerk kan volgens Langeveld ook samenhangen met de 'zwaar-op-de-handsheid' die pubers eigen is. Dit zwaar op de hand zijn in de puberteitsjaren wordt door De Vletter melancholie genoemd en door Paul depressie. Terwijl beide leraren ervan uitgaan dat dit bij de puberteit hoort en meestal overgaat, raadt Paul aan een psycholoog te raadplegen als de depressie aanhoudt.

De puber en zijn worsteling met seksualiteit
Volgens De Vletter is 'de geheele puberteitskwestie een sexueele kwestie'. Dan vecht de jongen een strijd uit tussen zijn verlangen naar het 'reine vrouwenideaal' en het lichaamsverlangen dat zich niet laat temmen. Langeveld rept niet over dit vrouwenideaal, maar schrijft wel dat hij sterk de indruk heeft dat de seksuele belangstelling bij de jongens grover en elementairder is dan bij de meisjes. Daar moet volgens hem nog onderzoek naar gedaan worden. Onderzoek in de jaren negentig heeft deze indruk van Langeveld bevestigd.

In 2015 doet Paul een boekje open over de grovere seksuele belangstelling van jongens. Volgens hem hebben alle jongens ‒ te beginnen in de brugklas en zeker in de derde ‒ wel eens naar porno gekeken. Internet, schrijft hij, biedt een keur aan pikante sites. Hij weet niet of meisjes belangstelling hebben voor porno. In ieder geval is 'het gekrijs niet van de lucht' zodra de meisjes erachter komen dat jongens over porno praten of er op hun mobieltje naar kijken. Het 'reine vrouwenideaal' is zowel voor Paul als de jongens en de meisjes uit zijn klas allang in de nevelen der geschiedenis verdwenen. Volgens Paul trekken de meisjes de aandacht van de jongens met hun korte broekjes en hun T-shirts, die óf diep uitgesneden zijn, óf vol gaten zitten óf gewoon doorzichtig zijn. Daar mag maar één iemand naar kijken: de jongen op wie het meisje is. En hier, schrijft Paul, 'eindigt het rationele denken en begint de chaos' want de meisjes moeten toch van de biologieles weten wat deze kleding voor effect op àlle jongens heeft?

De puber en de leraar
In de jaren dertig werden leraren volgens De Vletter als 'jeugdvrienden' en 'kenners der Middelbare-Schooljeugd' gekwalificeerd. Tot hen konden de ouders zich richten als ze problemen met hun puber hadden. Niet dat de leraren precies wisten hoe ze om moesten gaan met een klas vol pubers. Een puberklas, schrijft Langeveld, is in hoge mate vatbaar voor misverstand, wat heel wat leraren reeds hun gemoedsrust heeft gekost. Goede verstandhouding en goede orde hangen ten zeerste samen.

'Wil men een klas van pubers wild maken dan is dat een klein kunstje, men behoeft haar slechts in haar sterke drang zich te laten gelden dwars te zitten op een geringschattende wijze en men kan er zeker van zijn, dat de verstandhouding gestoord is op een ingrijpende manier. Meer tact en fijner onderscheidingsvermogen is hier stellig nodig. Daarvoor is intuïtie, studie en ervaring nodig. Wie ruiterlijk zijn misslagen erkent, zal ontdekken, dat zelfs deze leeftijd vergevingsgezindheid kent.'

De betekenis van een leraar voor een puberklas kan groot zijn, daar zijn Langeveld en De Vletter van overtuigd. Maar hij moet je niet, schrijft Paul, voor schut zetten voor de meisjes van de klas. En het zou leuk zijn als de leraar eens een verhaal vertelt dat hij zelf heeft meegemaakt of een keer mee komt voetballen als een lesuur uitvalt. Ondanks het feit dat hij school niet zo leerzaam vindt, denkt Paul er toch over leraar te worden. Zodat hij een bijdrage kan leveren aan het minder saai zijn van school. Bovendien kan hij er dan misschien wel voor zorgen dat menige leerling wat meer gemotiveerd raakt.

Pubergeheimen?
Lekt Paul pubergeheimen over zaken waar vroegere leraren geen weet van hadden? Dit lijkt me niet echt het geval. Wel zouden Langeveld en De Vletter opgekeken hebben van de mobieltjes waarop je porno kunt kijken en over de luchtige kleding van de meisjes. Maar in de jaren dertig was er ook al telefoon, waren er boekjes met 'ontuchtstaferelen' en rokken die korter werden. Het is allemaal wat 'moderner' geworden. Alleen de taak van de leraar is dezelfde gebleven. Om hem/haar draait het onderwijs aan pubers nog steeds. Bij de goede leraar, schreef Langeveld, is er een twee-eenheid van 'kennis en kunnen'. Modern onderzoek, van bijvoorbeeld de Nieuw-Zeelandse onderwijshoogleraar John Hattie, heeft hem gelijk gegeven. In het onderwijs hangt nog steeds alles af van de leraar, van zijn expertise en zijn betrokkenheid.

Lees ook: John Hattie, Leren zichtbaar maken. Beknopte uitgave (Sint-Niklaas/Rotterdam 2012)

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent