Kanttekening bij coalitieakkoord

Tekst Jaap Scheerens, Ton van Haperen, Paul Kirschner
Gepubliceerd op 28-01-2022
Het nieuwe kabinet is net van start. De auteurs geven alvast wat kanttekeningen bij die gedeelten van de onderwijsparagraaf die ingaan op het funderend onderwijs (PO en VO). Daar zijn kansrijke voorstellen bij, maar de uitvoeringscondities zijn kritisch, en schrijft het drietal: laten we het onderwijs vooral in samenhang bezien.

De onderwijsparagraaf is een mengeling van positieve elementen waarop voortgebouwd zou kunnen worden en voortzetting van de status quo, met inbegrip van uitgesproken slechte ideeën.

Wij zijn blij verrast door het onderstrepen van het belang van basisvaardigheden, de aanbeveling om gebruik te maken van bewezen methoden om les te geven en door de financiële ondersteuning voor de positie van leraren. Maar we zien ook twee negatieve hoofdpunten: de ideologie van personaliseren als middel voor alle kwalen, inclusief ongelijkheid en het uitblijven van actie tegen de bestaande overheersing in het onderwijs door raden en besturen. Door investeringen rechtstreeks naar de klas te laten gaan en de zeggenschap van schoolleiders te versterken zou hier een beetje aan tegemoet gekomen kunnen worden, maar dat is nog niet uitgewerkt en de haalbaarheid is twijfelachtig. Het maatwerkdiploma, waarvoor het regeerakkoord ruimte biedt, is het culminatiepunt van beide kwaden: doorgeschoten personalisering en het ondermijnen van het laatste bastion van overheidscontrole, namelijk het centraal eindexamen.
 

Lobbyproduct

Het coalitieakkoord draagt het karakter van een lobbyproduct, waarbij verschillende belanghebbenden wat hebben gekregen, maar waarin een consistente focus en samenhang nog ver te zoeken zijn. De focus zou moeten liggen op de verbetering van de kwaliteit en van de prestatieniveaus en op het terugdringen van ongelijkheid. Dit zou de toetssteen moeten zijn voor alle overige ondersteunende condities: goede financiële randvoorwaarden, voldoende goede leraren, een adequate lerarenopleiding, effectieve onderwijsmethoden en instructie, een ondersteunend kenniscurriculum, een strenge monitoring op falen en geprononceerder overheidssturing op hoofdlijnen. Al deze voorwaarden zouden in onderlinge samenhang moeten worden geanalyseerd en gecombineerd in de uitvoering.
 

Contouren van een kansrijke uitwerking

Alles is nog niet verloren. Een kansrijke uitwerking van dit principeakkoord zou de positieve onderdelen moeten optimaliseren en de slechte ideeën afzwakken of elimineren (zie hiervoor Zwartboek, Scheerens en Kirschner, 2021). Wij besteden onze aandacht het liefst aan een kansrijke uitwerking van de goede ideeën en de mogelijke invloed hiervan op het hele systeem.
 

Basiskwaliteit

Om een focus op basiskwaliteit te bewerkstelligen zou de overheid het aantal maatschappelijke vragen dat aan scholen wordt gesteld moeten inperken. De focus op basiskwaliteit maakt een rechttoe/rechtaan aanpak van de curriculumherziening mogelijk (zonder allerlei pedagogische tierlantijnen); het ligt daarbij voor de hand dat vakinhoudelijke inbreng van vakverenigingen en vakinhoudelijke deskundigen wordt versterkt. Examinering, toetsing en doorlopende leerlijnen met tussendoelen zijn belangrijke instrumenten. Meer basiskwaliteit zou ook richtinggevend moeten zijn voor de lerarenopleiding: meer aandacht voor vakinhoudelijke scholing en voor kennis bij aanstaande leraren over hoe kinderen leren (onderwijspsychologie). Betere prestaties van studenten en aandacht voor kansenongelijkheid moeten centraal op de agenda komen.
 

Effectief bewezen lesmethodes

In het onderwijs moeten praktijken en methoden worden toegepast waarvan de effectiviteit empirisch is vastgesteld. Deze maken verschil als het gaat om de prestaties van leerlingen in basisvakken. Een getrouwe implementatie zou leiden tot een geleidelijk verdwijnen van bewezen ineffectieve praktijken bij het lesgeven (breken met de momenteel leidende didactiek van realistisch rekenen, het op deelvaardigheden gerichte leesonderwijs en de modieuze didactiek van onderzoekend leren bij wereldoriëntatie). Hierdoor zouden ook extreme vormen van gepersonaliseerd leren geleidelijk aan uit de klas verdwijnen. Dit alles heeft vanzelfsprekend implicaties voor de lerarenopleiding.
 

Lerarentekort

Het lerarentekort is een complex probleem dat om een samenhangende aanpak vraagt. Met de verbetering van de salarissen van basisschoolleraren is een begin gemaakt. Verdere verbetering van arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden in ruime zin is de basis voor het terugdringen van het kwantitatieve lerarentekort op langere termijn. Een structureel probleem hierbij vormt de decentralisatie; deze heeft een ongelijk speelveld gecreëerd voor de salarisonderhandelingen tussen werkgevers (raden) en vakbonden (Van Haperen, 2021). De overheidsinbreng in de bestaande bestuurlijke verhoudingen zou veel sterker moeten worden. Het is noodzakelijk dat een minister direct met de bonden onderhandelt. Meerdere auteurs bekritiseren de rol van de schoolbesturen als het gaat om de rekrutering van bevoegde leraren en het faciliteren van effectief onderwijs. Ook op dit punt is sterkere regulering door de overheid noodzaak.

Er moet ook meer oog komen voor de lerarenopleidingen (vgl. Zwartboek), waarbij een verhoging van de toelatingseisen voor de opleidingen moeten worden overwogen. Evidence informed didactiek zou een belangrijker plaats moeten krijgen op de lerarenopleiding.
 

Onderwijskundig leiderschap

Het coalitieakkoord spreekt over verbetering van de positie en kwaliteit van schoolleiders.  Het blijft in het midden of ook de positie van schoolleiders ten opzichte van het schoolbestuur versterkt wordt. Schoolleiders zijn ook onderwijskundig leiders. Zij moeten bevorderen dat leraren effectief onderwijs organiseren en hen ondersteunen bij het creëren van ordelijk en gedisciplineerd onderwijs. Ook moeten zij een coherente en consistentie visie formuleren en bewaken op kwaliteit en de uitvoering van het onderwijs en de leeruitkomsten monitoren.
 

Governance

Bij alle problemen in het onderwijs blijft de invloed van de inrichtingsstructuur chronisch onderbelicht. Wij constateren doorgeschoten autonomie, onvoldoende focus op lesgeven en een wederzijdse stimulering van aangetoond ineffectieve onderwijsstrategieën en bestuurlijke drukte (Van Haperen en Scheerens, 2020, Scheerens en Kirschner, 2020). De oplossing ligt in meer centrale regie en afschaffing van de lumpsum. Het coalitieakkoord lijkt een eerste wankele stap in deze richting met de passage over investeringen die rechtstreeks naar de klas gaan en over versterking van de zeggenschap van schoolleiders. Wij hopen dat het daarbij niet blijft.
 

Draagvlak

Bottomline is dat de haalbaarheid van het bovenstaande afhangt van de opvattingen over goed onderwijs en acceptabel bestuur in den lande. Focus op basiskwaliteit, ‘evidence informed’ methoden van lesgeven en centrale regie zijn nog steeds omstreden en worden soms weggezet met termen als “een smalle kijk op onderwijskwaliteit”, “dressuur” en “rendementsdenken” (vgl Kneyber en Elbers, 2013). Op dit vlak is nog veel werk te doen. Er is draagvlak nodig voor deze facetten van het beleidsakkoord en leiderschap om hetgeen wordt afgesproken ook te handhaven.

Jaap Scheerens, Ton van Haperen en Paul Kirschner  zijn lid van het team 'Red het Onderwijs'. 

 

Meer lezen?

Haperen van, T. & Scheerens, J. (2021) Een alternatief voor de autonome school. Didactief online 01-11-2021

Haperen van, T. De leraar wordt beroofd waar hij bij staat. NRC 2-11-2021

Kneyber, R. & Elmers E. (Red.) (2013) Het Alternatief. Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! Amsterdam: Boom

Scheerens, J., & Kirschner, P.A. (2021) Progressief achteruit. Zwartboek, over de last van slechte ideeën voor het funderende onderwijs. 

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent