Generaliseren

Tekst Merlijn Karssen
Gepubliceerd op 06-03-2015
Merlijn Karssen - Laten we eens kijken naar de onderwijsuitkomsten van kinderen met één autochtone ouder en één allochtone ouder: deze kinderen doen het gemiddeld net zo goed, cognitief en sociaal, als autochtone kinderen met twee autochtone ouders en cognitief beter dan allochtone kinderen met twee allochtone ouders.

Ook zijn de ouders van deze kinderen gemiddeld hoger opgeleid dan ouders van allochtone (met twee allochtone ouders) en autochtone kinderen. Het lijkt dus niet logisch om allochtone kinderen met één autochtone ouder bij de groep allochtone kinderen te voegen. Toch gebeurt dat wel.

Indeling allochtoon versus autochtoon nog terecht?
In onderzoek worden vaak generaliserende uitspraken gedaan over groepen. Op basis van het geboorteland van de ouders worden leerlingen bijvoorbeeld ingedeeld in twee categorieën: allochtoon of autochtoon. Uit onderzoek blijkt dat allochtone leerlingen gemiddeld lager scoren op schoolprestaties. Alle etnische minderheden worden daarbij op een hoop gegooid. Maar in de realiteit is het natuurlijk niet zo dat alle allochtone leerlingen lager presteren op school dan autochtone leerlingen. Er is sprake van een grotere diversiteit in beide groepen.

Generaliseren is echter nodig in onderzoek, indien je over grote groepen praat. Wil je onderzoeken of een bepaalde interventie effect heeft, dan moet je dat op grote schaal toetsen. Je onderzoekt dan niet of de interventie effect heeft op iedereen, maar of er een effect is op de gemiddelde persoon in die groep. Maar een gemiddeld persoon, hoe ook gedefinieerd, bestaat in de realiteit eigenlijk niet.

Een ander probleem bij het generaliseren van onderzoek is dat er weinig rekening wordt gehouden met gevoeligheden. De term autochtoon betekent 'oorspronkelijke bewoner' en de term allochtoon betekent 'van elders afkomstig'. De term allochtoon 'van elders' kan kwetsend zijn, indien de persoon vindt dat hij of zij wel 'van hier' is, omdat: 1. Ik ben hier geboren, 2: Ik ben hier opgegroeid, 3: Ik woon hier, 4: Ik voel mij 'van hier'. In onderzoek word je dus geschaard bij een groep op basis van een definitie, terwijl jij jezelf misschien helemaal niet vindt behoren tot die groep.

Nog een ander probleem bij generaliseren is dat de werkelijkheid onderhevig is aan veranderingen. Een voorbeeld van zo'n ontwikkeling is dat het steeds vaker voorkomt dat een autochtoon een relatie aangaat met een allochtoon. Ook wereldwijd is er sprake van een groei van het aantal kinderen met ouders van verschillende afkomst. Kinderen van zo'n koppel vallen nu in onderzoek vaak nog onder de groep allochtonen. De vraag is echter of het hebben van één autochtone ouder een kind niet vanzelfsprekend 'van hier' maakt. Kinderen met twee ouders 'van hier' zijn vanzelf ook 'van hier' en kinderen van twee ouders 'van elders' zijn vanzelf ook 'van elders'. Als een kind een ouder heeft die 'van hier' komt en een ouder die 'van elders' komt: wat maakt dit het kind dan? In de eerste alinea gaf ik al een voorbeeld van de onjuistheid of achterhaaldheid van de indeling allochtoon-autochtoon. Maar ook het taalgebruik in gemengde gezinnen rechtvaardigt deze simpele indeling niet meer.

Meertaligheid
Allochtone kinderen met twee allochtone ouders spreken thuis met de ouders vaak een andere taal dan de Nederlandse. Bij onderzoek naar de effecten van meertaligheid wordt dus vaak onderscheid gemaakt tussen allochtoon en autochtoon. Echter, bij kinderen met één autochtone ouder en één allochtone ouder wordt in de meeste gevallen thuis het vaakst de Nederlandse taal gesproken.

Allochtone kinderen met één autochtone ouder verschillen dus in hun onderwijsuitkomsten en achtergrondkenmerken van allochtone kinderen met twee allochtone ouders. In onderzoek naar onderwijsuitkomsten is het van belang onderscheid te maken tussen allochtone kinderen met twee allochtone ouders en allochtone kinderen met één autochtone ouder. Dat doet meer recht aan de realiteit en leidt tot uitkomsten die overeenstemmen met die realiteit. We moeten dus bij onze indelingen steeds rekening houden met ontwikkelingen in de samenleving.

CBS, houd bij de indeling in categorieën rekening
met ontwikkelingen in de samenleving

We zouden er bijvoorbeeld voor kunnen kiezen om een extra categorie toe te voegen aan de al twee bestaande categorieën, allochtoon en autochtoon. In Nederland hebben volgens de CBS statistieken 30% van de allochtone kinderen een autochtone ouder. Het is nodig dat er meer inzicht komt in deze groeiende groep kinderen. De toevoeging van een extra categorie lijkt een goede optie, maar er is nog te weinig bekend over deze groep. De groep is bovendien erg divers, niet alleen door verschillende combinaties van etniciteit, geslacht van de allochtone ouder en opleidingsniveau van de ouders, maar ook doordat de autochtone ouder een derde-generatie-migrant zou kunnen zijn.

Een tweede optie is dat kinderen met één autochtone ouder toegevoegd worden bij de categorie autochtoon. De kans is echter groot dat kinderen met één autochtone ouder vaker te maken krijgen met discriminatie op basis van hun fenotype. De vraag 'Wat is je afkomst?' zullen deze kinderen vaker voor hun kiezen krijgen. Er anders uitzien wordt vaak door buitenstaanders geassocieerd met de mogelijkheid dat je waarschijnlijk 'van elders afkomstig' bent. Het toevoegen van de groep kinderen bij autochtonen zou dus nadelig kunnen zijn voor de groep kinderen omdat zij mogelijk wel specifieke behoeften hebben. De derde optie is - de groep kinderen met één autochtone en één allochtone ouder te blijven voegen bij de groep kinderen met twee allochtone ouders – is geen goede, zoals ik hierboven al aangaf.

Wat voor zin heeft het groepen te onderscheiden?

Een nieuwe, extra dimensie die recht doet
Maar misschien moeten we niet voor een van deze opties kiezen en aan de indeling allochtoon-autochtoon een extra dimensie toevoegen. Want naast de geschetste ontwikkeling van gemengde huwelijken in de huidige generatie, kan dat ook al in de vorige generatie, bij grootouders, het geval zijn geweest. Als het overgrote deel van de samenleving niet meer bestaat uit een groep mensen met twee autochtone ouders of twee allochtone ouders, maar steeds vaker bestaat uit een groep mensen met een 'autochtone' en een 'allochtone' (groot)ouder, wat voor zin heeft het dan om deze groepen te onderscheiden? En, de kenmerken van deze groepen zijn niet statisch. En er vinden ontwikkelingen plaats: eerste-generatie-allochtonen worden tweede-generatie-allochtonen die meer of minder geïntegreerd zijn.

Ik zou daarom willen pleiten voor een vierde optie, het toevoegen van een extra dimensie. Naast de vragen over geboorteland en herkomst (groot-)ouders, zou de vraag kunnen worden gesteld tot welke etnische groep iemand zich zelf vindt behoren. Doordat deze extra dimensie geen objectieve gegevens levert maar subjectieve, wordt meer rekening gehouden met hoe mensen zichzelf zien, wat hun identiteit is. Mensen voelen zich dan ook serieuzer genomen. Iemand kan zichzelf willen rekenen tot een etnische groep, meerdere etnische groepen of een nieuwe groep, bijvoorbeeld 'Chindo' (Chinese Indonesian European). In een multiculturele samenleving waarin diversiteit vanzelfsprekend is, zal de eigen identiteit steeds belangrijker worden en het geboorteland van personen en hun ouders steeds minder belangrijk.

Bronnen: COOL5-18 data (tabellen na te vragen bij de auteur).
Tekst Merlijn Karssen, onderzoeker bij het Kohnstamm Instituut
Deze column is ook gepubliceerd op de website van het Kohnstamm Instituut.
Deze column is gebaseerd op een artikel dat Karssen publiceerde in Didactief, november 2014.

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent