Draai subsidiëring om

Tekst Ferry Haan
Gepubliceerd op 02-09-2025
De aanloop naar de verkiezingen in oktober lijkt een goed moment om een paar economische inzichten te delen over het belang van onderwijs. Die zijn van belang om het onderwijsbeleid de komende jaren vorm te geven.

De belangrijkste inspiratiebron is de Franse econoom Piketty die vooral bekend geworden is door zijn onderzoek naar de verdeling van vermogen door de eeuwen heen. Vermogen is zeer scheef verdeeld, zo luidt de kortste conclusie. Hieraan is toe te voegen dat onderwijs ook zeer scheef verdeeld is. Het erge is dat de correlatie tussen onderwijs en vermogen behoorlijk sterk is. Vermogende mensen en hun kinderen krijgen meer onderwijs dan niet-vermogende mensen en hun kinderen.

Piketty stelt in Capital and Ideology dat het verschil in genoten onderwijs in West-Europese landen te vergelijken is met een erfenis van ongeveer 150 duizend euro. Deze extra erfenis komt terecht bij mensen die waarschijnlijk ook een omvangrijke echte erfenis krijgen. Ze vallen twee keer in de prijzen.

De belangrijkste oorzaak van het verschil is het aantal jaren onderwijs. Een universitaire studie wordt vaak pas afgesloten na in totaal twintig onderwijsjaren. Terwijl iemand die zo snel mogelijk gaat werken, vele door belastinggeld bekostigde onderwijsjaren mist. 

Veel scholen met grote stedenproblematiek krijgen natuurlijk allerlei extra middelen om het onderwijs te verzorgen aan hun uitdagende populatie in de leerplichtige leeftijd. Dat lijkt erop te duiden, dat er meer middelen zijn voor leerlingen met ouders met een lage sociaal economische status (SES), dan voor kinderen van ouders met een hoge SES. Piketty stelt echter dat je ook kunt kijken naar het gemiddelde salaris van docenten in de verschillende wijken. Wanneer je dat doet, vind je in Frankrijk dat er veel meer salaris verdiend wordt op Franse elitescholen dan op ‘probleemscholen’. De goede scholen hebben betere en meer ervaren leraren dan de slechte scholen. Dat is een impliciete subsidiering van onderwijs aan kansrijke kinderen. Ik vermoed dat het beeld in Nederland precies hetzelfde is.

Wij constateren hierbij met z’n allen dat het niveau van rekenen en lezen enorm achteruitgaat, vooral op de probleemscholen met de onervaren en overbelaste krachten. Hiermee laten we grote groepen leerlingen in de steek. 

Wat zou een nieuw kabinet moeten doen? Je kunt denken aan gelijke individuele onderwijsbudgetten en vouchers die iedereen naar believen kan besteden, vroeger of later in het leven. Het belangrijkste is echter goede docenten te krijgen op de scholen waar deze het hardste nodig zijn. Draai de subsidiering om. Uit naam van kansengelijkheid.

Deze column is verschenen in Didactief van september 2025.

Contact met de redactie: contactpagina

Click here to revoke the Cookie consent