Onderzoek

Zo maak je burgerschap vanzelfsprekend(er)

Tekst Paulien de Jong
Gepubliceerd op 12-12-2019 Gewijzigd op 12-12-2019
Bij ons is burgerschap misschien wel vanzelfsprekender dan in andere vormen van onderwijs, stellen twee docenten van Accent Praktijkonderwijs in Hoogvliet. ‘Alles draait hier om hoe de leerling zichzelf straks redt in de maatschappij.’ Wat kunnen we leren van het Praktijkonderwijs?

1. Benader je onderwijs als ‘eindonderwijs’

Burgerschap is sinds enkele jaren een van de vier vaste thema’s waarmee het Praktijkonderwijs werkt. Wonen, werken en vrije tijd zijn de andere domeinen. Bij alle vier draait het om hoe docenten  leerlingen de juiste vaardigheden meegeven zodat ze zich kunnen redden als burgers in een steeds veranderende maatschappij. Praktijkonderwijs is voor de meeste leerlingen eindonderwijs, ofwel: na Accent gaat een klein deel van de leerlingen naar het mbo, het grootste aantal gaat aan het werk, maar beide groepen gaan de maatschappij in. ‘Daarvan ben ik me elke dag bewust en dat inspireert me bij hoe ik lesgeef,’ zegt Lydia Pfahl die onderwijscoördinator, mentor en docent Algemeen Vormend Onderwijs is. ‘Het is mijn taak dat ik ze vaardigheden leer om in de wereld buiten school zelfstandig te kunnen functioneren. Bij alles wat ik zeg, meegeef of doe denk ik: straks moet de leerling het zonder ons ook kunnen.’


2. Laat leerlingen meedenken over burgerschapsonderwijs

De school werkt al een paar jaar aan een eigen vernieuwd curriculum en is daarnaast als ontwikkelschool betrokken bij curriculum.nu. Hierbij hebben niet alleen leraren een stem, maar worden ook de leerlingen uit alle leerjaren om hun mening gevraagd, iets wat ze ontzettend leuk vinden om te doen, ervaart Eva van der Haar, docent SOVA/Huishoudelijk koken en onderwijscoördinator: ‘Ik reserveer daarvoor af en toe de mentorlessen met tweedejaars leerlingen van dertien, veertien jaar. In die gesprekken vraag ik wat leerlingen vinden van burgerschap en sociale vaardigheden en ik ga de diepte in.’ Zo vroeg ze of leerlingen onderwerpen als klimaat en milieu, globalisering en het kennen van je eigen identiteit bij een vak als burgerschap vinden passen. ‘Zo’n vraag leg ik eerst uit in begrijpelijke taal. Als leerlingen de term snappen, vraag ik of ze die term bij burgerschap vinden passen en hoe ze dat voor zich zien. Dat was bij alle drie de onderwerpen het geval. Vooral klimaat en milieu vinden ze belangrijk. De letterlijke antwoorden gebruiken we in onze terugkoppeling naar curriculum.nu.’

 

3. Maak de leerstof praktisch – oefening baart kunst

Leerlingen blijken burgerschap een belangrijk vak te vinden en willen daarin het liefst praktisch les krijgen. Dus niet alleen saai uit een boekje leren en opdrachten maken, maar juist veel met elkaar over actuele thema’s praten. Een kolfje naar de hand van Pfahl die in haar burgerschapsles vijftig minuten lang inhaakt op de actualiteit op school én in de rest van de wereld. De gespreksonderwerpen gaan alle kanten op. Van hoe je invloed kan uitoefenen op de beslissingen van je ouders, een rollenspel over het zoeken naar een stageplaats en steeds weer ‘nee’ als antwoord krijgen, tot een les over klimaat waarin gediscussieerd wordt over waar je je kleding koopt, en hoe je met plastic afval omgaat. ‘Ik probeer deze lessen altijd dichtbij de leerling zelf te houden. Hoe zorg je bijvoorbeeld dat het rietje van je pakje Wicky niet in de neus van een schildpad belandt? Dat werkt heel goed, iedereen is enthousiast en doet actief mee.’   

 

4. Gebruik de burgerschapsles als aanjager en om te structuren

Pfahl: ‘We hebben twee burgerschapslessen per week, waarvan we een les gebruik maken van een boek, de methode Strux. Deze methode heeft achttien boekjes met als thema “Ik en de maatschappij”. Met behulp van deze input leren kinderen hoe ze actief mee kunnen doen in de samenleving en wat ze moeten weten om zich te kunnen redden in de maatschappij.’ Die burgerschapslessen zijn er volgens Pfahl ook om leerlingen en docenten bewust te maken: wat is burgerschap en wat valt daar allemaal onder? ‘Ik zie de lessen als een soort aanjager en ook om wat dieper in te kunnen gaan op bepaalde onderwerpen die bij andere vakken, zoals taal en rekenen, minder vanzelfsprekend zijn. Bij sociale vaardigheidstraining en wereldoriëntatie is juist regelmatig overlap met de burgerschapslessen en dan zeggen we: moeten we dit niet bij burgerschap bespreken en andersom? Een gesprek over waar je je kleding koopt kan ook prima worden gevoerd bij het vak Handel, net als zuinig omgaan met energie ook een plek kan krijgen bij Techniek. Die aparte burgerschapslessen zijn dus zo gek nog niet, ze helpen ons met structureren; wat past bij welk vak?’



5. Stel de maatschappelijke stage verplicht

Leerlingen lopen in het Praktijkonderwijs verschillende keren stage omdat ze tijdens een stage echt leren wat er nodig is om goed te kunnen werken. In leerjaar 1 en 2 doet de school actief mee met het scholenprogramma Young Impact, waarbij leerlingen worden uitgedaagd om iets belangeloos te doen voor een ander. In leerjaar 2 lopen kinderen stage bij een non-profit organisatie, vereniging of stichting. Ook deze stage staat in het teken van “iets doen voor een ander”. ‘Onze leerlingen leren dus al op twaalfjarige leeftijd om anderen te helpen. Bezoekers op school wijzen ze keurig de weg en ze vragen of ze iets willen drinken, zegt Pfahl’. Door hun stages wordt het normaal dat je iets voor een ander doet, dat je polshoogte neemt bij een buurvrouw wiens gordijnen al drie dagen dichtzitten of dat je een ouder iemand helpt met de boodschappen. In dit soort vaardigheden zijn onze leerlingen vaak al verder dan kinderen in andere vormen van onderwijs.’

Meer inspiratie over burgerschapsonderwijs in de klas: > burgerschapindeschool.nl.

Dit artikel verscheen in de special Digitale geletterdheid & burgerschap bij Didactief, december 2019. Deze special kwam tot stand met financiering van SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling.

Click here to revoke the Cookie consent