Gedachten aan zelfmoord ontstaan vanuit innerlijke pijn die tot wanhoop drijft. Die pijn kan tal van oorzaken hebben, zoals het overlijden van een familielid, depressieve gevoelens, een eetstoornis, een verbroken liefdesrelatie, gepest worden of twijfel over de seksuele geaardheid. Het is niet zozeer de wens om dood te zijn die bij zelfmoordgedachten voorop staat, maar het verlangen te ontsnappen aan een moeilijke situatie die ondraaglijk en uitzichtloos lijkt. Dat verlangen is niet voor iedere leerling met zelfmoordgedachten even sterk. Sommigen hebben slechts af en toe een vluchtige gedachte aan zelfmoord, terwijl anderen radeloos nergens anders aan kunnen denken en concrete plannen voor een zelfmoordpoging maken. Iedere gedachte aan zelfmoord, vluchtig of persisterend, verdient het om onderkend te worden. En daar kom jij als leraar in beeld.
Hoe herken je op school leerlingen met zelfmoordgedachten? Gevoelens van somberheid en hopeloosheid (‘het wordt nooit beter’) en uitingen van een lage zelfwaardering (‘alles wat ik doe mislukt’) kunnen wijzen op het bestaan van zelfmoordgedachten. Hetzelfde geldt voor plotselinge veranderingen in gedrag, zoals teruggetrokken gedrag, alcohol- of drugsgebruik, praten over de dood en zelfbeschadiging. Ook schoolverzuim, verminderde schoolprestaties en een slechte zelfverzorging zijn serieuze signalen. Ook al kunnen al deze signalen betekenen dat een leerling aan zelfmoord denkt, het hoeft niet zo te zijn. De enige manier om erachter te komen of een leerling daadwerkelijk zelfmoordgedachten heeft, is ernaar vragen.
Brengt vragen naar zelfmoordgedachten leerlingen niet juist op het idee zelfmoord te plegen? Nee, zeker niet, dat is een misverstand! Praten over zelfmoord verhoogt het risico op zelfmoord niet. Een open en eerlijk gesprek verlaagt juist de spanning en leidt tot gevoelens van opluchting, begrip en verbondenheid. Bovendien helpt een gesprek de leerling orde te scheppen in de warboel van zijn, vaak bedreigende, gedachten.
Het kan moeilijk zijn om over zelfmoordgedachten te praten, zowel voor jou als leraar, alsook voor de leerling die schaamte kan voelen om volledig open te zijn. Het beste is de leerling in alle rust apart te nemen en te vertellen welke signalen je hebt waargenomen en dat je je zorgen maakt. Vraag door naar wat er speelt in het leven van de leerling. Omdat je het idee hebt dat de leerling kampt met zelfmoordgedachten, vraag je, heel simpel, rechttoe-rechtaan: ‘Denk je weleens aan zelfmoord?’ Vervolgens vraag je door. ‘Wat maakt je zo wanhopig?’, ‘Hoe vaak heb je gedachten aan zelfmoord?’, ‘Heb je al plannen?’, ‘Welke problemen los je met een zelfmoord op?’, ‘Wat zou je kunnen helpen om minder gedachten aan zelfmoord te krijgen?’, ‘Hoe kan ik je helpen bij het verminderen van je innerlijke pijn?’ Probeer betrokken en onbevooroordeeld te luisteren en realiseer je dat je de problemen niet op kunt lossen. Dat verwacht ook niemand van je. Vanuit echte nabijheid aanwezig zijn en zonder oordeel luisteren is al zo waardevol. Wel kun je aanbieden mee te denken over oplossingsrichtingen, zoals het zoeken van hulp.
Het is confronterend als een leerling je over zijn zelfmoordgedachten vertelt. Een jong en kwetsbaar persoon geeft je dan een inkijk in bijzonder persoonlijke gedachten en gevoelens. Dat is emotioneel beladen. Daarin schuilt een valkuil. Een eerste reactie kan terugtrekkende ontkenning zijn: ‘Nee, niet doen, joh’, ‘Doe niet zo gek’, ‘Ik geloof niet dat je dat echt denkt’. Daarmee bekritiseer je de gedachten die de leerling net in alle vertrouwen open en bloot op tafel heeft gelegd. Dat nodigt niet uit tot verder praten. Beter is om begripvol en medelevend te reageren. Een tweede valkuil is het beloven van geheimhouding. Het is een compliment als een leerling je in vertrouwen neemt. Die vertrouwenspositie kan echter ook als een zware last en verantwoordelijkheid voelen. Als dat zo is, is het verstandig om zelf ook iemand in vertrouwen te nemen bij wie je jouw verhaal kwijt kunt. Daarnaast moet je in crisissituaties kunnen handelen zonder gebonden te zijn aan de belofte je lippen op elkaar te houden. Beloof een leerling daarom nooit geheimhouding, beloof zorgvuldigheid. De derde valkuil is dat je op de stoel van de hulpverlener gaat zitten. Doe dat niet. Je bent leraar, geen psycholoog of psychiater. Vanuit je rol als leraar kun je wel helpen bij het zoeken naar passende hulp.
Bij voorkeur licht de school de ouders van de leerling in over de zelfmoordgedachten van hun kind. Samen met de ouders kan de leerling op zoek naar hulp. Die hulp kan bijvoorbeeld gevonden worden bij de huisarts, een psycholoog of een psychiater. School kan een ondersteunende rol spelen bij het zoeken naar hulp. Het zorgteam, de schoolpsycholoog, de schoolarts, het schoolmaatschappelijk werk én jij als leraar kunnen hierbij betrokken zijn. Na het doorverwijzen naar hulp is je rol als leraar niet uitgespeeld. Je blijft immers leraar van een leerling die jou in vertrouwen heeft genomen. Je blijft de leerling monitoren, niet als hulpverlener, maar als leraar die weet wat een leerling doormaakt. Af en toe informeren hoe het gaat, kan geen kwaad.
Zelfmoord en gedachten aan zelfmoord zijn delicate onderwerpen. Niet altijd gemakkelijk ook. Er is veel over geschreven, maar er wordt helaas te weinig over gepraat. Laten we het taboe achter ons laten en de vraag durven stellen die levens redt: ‘Denk je weleens aan zelfmoord?’
Op zoek naar meer informatie over zelfmoordpreventie in het onderwijs? Kijk op deze site.
Heb je vragen of heb je zelf hulp nodig? Neem dan contact op met 113 Zelfmoordpreventie via 0900-0113 en 113.nl.
Rob van Bree is leraar en psycholoog en als vrijwilliger verbonden aan 113 Zelfmoordpreventie
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven