‘Alle gegevens wijzen duidelijk in dezelfde richting: elke dollar (euro, yen, …) die we
besteden aan kwalitatief goede stimulering van jonge kinderen, wordt dubbel en dwars terugverdiend. Kinderen presteren in hun verdere loopbaan beter, vallen minder vaak uit en krijgen betere banen.’ Aan het woord is Steven Barnett. Hij deed de afgelopen jaren veel onderzoek naar de vraag wat goede opvang oplevert. Goede opvang betekent onder meer dat de ontwikkeling van kinderen spelenderwijs en actief wordt gestimuleerd. ‘Voor heel jonge kinderen werkt uiteraard directe instructie niet. Maar er moet wel sprake zijn van gerichte stimulering, aansluiten bij het spel van het kind, het verrijken van situaties waardoor het kind leert. Daar hebben kinderen recht op.’
Moet er in de voorschoolse periode een curriculum worden gevolgd? Is een programma noodzakelijk, of kunnen pedagogisch medewerkers en leerkrachten in de kleutergroepen best zonder? Een lastige kwestie, vindt Barnett. ‘In de ideale situatie sluit een professional aan bij de behoeften en ontwikkelingsmogelijkheden van elk kind. Maar voor de meesten is dat een brug te ver. Een curriculum of programma geeft dan de noodzakelijke basis en structuur. Zeker in het begin. Want niet alleen leidsters, maar ook professionals die met 4 tot 6-jarigen werken, vinden het vaak moeilijk om de ontwikkelingslijnen goed te zien en toe te passen. Zitten de ontwikkelingslijnen eenmaal in het hoofd van de professional en is hij of zij ook goed in staat om de ontwikkeling van ieder kind te beoordelen, dan kan het programma (gedeeltelijk) worden losgelaten.’
Waar komen jonge kinderen nu het best tot hun recht? Volgens Barnett is de setting minder van belang, als de kwaliteit maar goed is. Dus of er, zoals in Nederland, een knip bestaat tussen de 0 tot 4-jarigen en de 4-plussers, of, zoals in veel andere
landen, alle jonge kinderen in één instelling worden opgevangen, maakt niet uit. Wel, zegt Barnett, is het belangrijk dat er een culture of education heerst, ofwel: dat stimulering van het kind een doel is. Als de verantwoordelijkheid voor jonge kinderen bij de school ligt, lukt het in veel gevallen beter om te zorgen voor hoge standaarden, een goed uitgevoerd curriculum en hoog opgeleid personeel dan wanneer het búiten de school wordt geregeld. Barnett baseert zich hierbij op resultaten uit Starting Strong III, het rapport waarin de dertig OESO-landen zijn vergeleken die dit op verschillende manieren oplossen. Wat zijn aanbeveling voor Nederland is? ‘Vanaf vier jaar doet Nederland het goed, maar de voorschoolse periode zou beter kunnen. Zorg dus dat ook in voorschoolse voorzieningen een ontwikkelingsstimulerend klimaat heerst.’
Eén van Barnett’s belangrijkste onderzoeksresultaten naar vve in de afgelopen jaren is dat de nadruk niet eenzijdig moet worden gelegd op de stimulering van taal- en rekenvaardigheden. ‘Zachte’ vaardigheden verdienen even veel aandacht als de hardere vaardigheden. ‘Sociale vaardigheden behoeven stimulering. De brede ontwikkeling van het kind is van belang: zowel taal, rekenen, sociale vaardigheden, motorische vaardigheden, en de vaardigheden om te plannen en na te denken over wat je gaat doen. Een andere opvallende uitkomst is de inbreng van ouders. Niet zozeer of ze betrokken zijn bij de school of kinderdagverblijf, maar wat ze thuis doen aan stimulerende activiteiten met hun kind, zoals voorlezen en gesprekjes voeren. ‘Dat is essentieel. In de praktijk blijkt dit ontzettend moeilijk, zeker in gezinnen waar
kinderen die stimulans nooit krijgen. We moeten dus blijven zoeken naar goede aanpakken zodat ouders hun kinderen meer gaan stimuleren.´
Welke aanpak leidt nu tot de beste resultaten? Barnett: ‘Daar leren we steeds meer over. Dat het werkt, weten we. Maar hoe we vve nu het best, het meest (kosten)effectief kunnen vormgeven, weten we nog niet exact. Hoger opgeleide leidsters zorgen bijvoorbeeld voor betere resultaten. Maar het effect is niet zo groot. Zet je de schaarse middelen dan in om ze hoger op te leiden of om ze gerichte coaching on the job te geven? En welke methode werkt precies het best? Helaas ontbreken goede instrumenten om de kwaliteiten van leerkrachten en pedagogisch medewerkers in kaart te brengen. Die moeten we dus verder verbeteren en
verfijnen.’
Steven Barnett staat bekend om zijn onderzoek naar opvang en educatie van jonge kinderen. Hij is directeur van het National Institute for Early Education Research, aan Rutgers University in de Verenigde Staten. Barnett werkte mee aan het recent uitgekomen OECD-rapport Starting Strong III, over de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie in de OESO-landen.
Dit artikel verscheen in de special Jong geleerd... Deze special is gemaakt in opdracht van en met een financiële bijdrage van Sardes. De special verscheen in Didactief, april 2012.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven