Onderzoek

Voorlezen als tandenpoetsen

Tekst Arjen Scholten
Gepubliceerd op 29-02-2024 Gewijzigd op 27-02-2024
Beeld Shutterstock
Kunnen gedragswetenschappers bijdragen aan de effectiviteit van ouderprogramma’s? Ja, zegt het NRO, dat het Pageturner-programma als kansrijke interventie selecteerde.

De thuissituatie van kinderen is bepalend voor hun onderwijsloopbaan. Thomas van Huizen van de Universiteit Utrecht onderzocht met collega’s hoe bepalend (2022). Hij schat in dat de verschillen in taalvaardigheid tussen kinderen voor 50-80% tot stand komen vóórdat het formele onderwijs begint. Zijn onderzoek leest als een pleidooi voor educatieve ouderprogramma’s. Dat zijn programma’s die lager opgeleide ouders proberen te stimuleren om bijvoorbeeld vaker voor te lezen. Het vele voorlezen zou moeten leiden tot betere taalprestaties van hun kinderen. Goed idee, zou je zeggen. Maar zo gemakkelijk is dat niet. De opbrengsten van zulke programma’s vallen vaak tegen. Mogelijk hebben de samenstellers wel verstand van taalverwerving, maar minder kennis van de doelgroep en van manieren die te bewegen. De makers van het ouderprogramma Pageturner denken na over juist dat laatste facet. Dat doen ze door samen te werken met gedragswetenschappers. In hun experimentele programma staat niet de wat-vraag centraal (voorlezen!), maar draait het om de kwestie hoe ouders daartoe te bewegen.

Verschil in taalvaardigheid
tussen kinderen begint
vóór formeel onderwijs


Naïef

Van alle talige activiteiten die ouders met hun kinderen kunnen ondernemen is voorlezen waarschijnlijk de meest waardevolle. Er is een rechtstreeks verband tussen voorlezen en onderwijsprestaties. Of ouders voorlezen hangt dan weer samen met hun opleidingsniveau; lager opgeleide ouders doen dat veel minder vaak. Dat maakt de opdracht voor ontwikkelaars van educatieve programma’s in ieder geval overzichtelijk: laat ze lezen. Maar hoe kansrijk is dat? Niet heel erg, als we de conclusies uit onderzoek van Justice (2015) bekijken. Zij onderzocht de moeizame verhouding van lager opgeleide ouders met voorlezen en vond dat die verband houdt met hun eigen leesvaardigheid. Ze hebben daarnaast vaak minder aardigheid in voorlezen en het effect daarvan op de taalontwikkeling van hun kinderen is ze niet bekend. Tegen die achtergrond is het verstrekken van boekkoffertjes aan de doelgroep en de veronderstelling dat die zich nog diezelfde avond gretig op Nijntje stort, naïef. Maar ook intensievere interventies hebben moeite hun doelgroep te bereiken. Zo had de deelname van ouders aan het programma ‘VVE-thuis’ geen effect op de taalontwikkeling van hun kinderen.
 

Gewoontevorming

‘Gewoontevorming, waarbij digitaal voorlezen net zo vanzelfsprekend moet worden als tandenpoetsen.’

Blijkbaar is het vraagstuk complex en niet alleen te beantwoorden door leesexperts. Een goede vergelijking is de Corona-campagne van de overheid. Die werd ook niet alleen door virologen gevoerd. Zij werden gesteund door gedragswetenschappers die adviseerden over manieren om zoveel mogelijk mensen aan te zetten tot het door de overheid gewenste gedrag. Ook ‘voorlezen’ kan worden beschouwd als gedragsverandering, tenminste voor ouders uit de doelgroep. De Pageturner-makers vroegen gedragseconoom Eva van den Broek mee te denken over de beïnvloeding van dat gedrag. Daarvoor moest eerst een haalbaar doel voor ouders worden bepaald. Justice liet zien dat voorlezen uit papieren boeken voor veel ouders een ‘mission impossible’ is. Programma’s die dat toch willen bereiken, zijn tot mislukken gedoemd, denken de makers. Gelukkig is er de doorbraaktechnologie van digitale prentenboeken. Dat zijn bestaande boeken, die zijn geanimeerd en op een tablet kunnen worden bekeken. Onderzoek toont flink effect aan op de taalontwikkeling van kinderen. Bijkomend voordeel: ze vragen nauwelijks vaardigheden van ouders en dat maakt ze zeer geschikt voor gebruik in thuisprogramma’s. Dat verlegt ook de opdracht voor programmamakers: Pageturner richt zich niet op het aanleren van vaardigheden, maar op gewoontevorming, waarbij digitaal voorlezen net zo vanzelfsprekend moet worden als tandenpoetsen.

Programma wil
gewoontes van
ouders aanpassen

 

Stappenteller

Gedrag veranderen is voor iederéén moeilijk, denk aan stoppen met roken. Overtuigen – roken is dodelijk! – is niet per se effectief. Duurdere sigaretten wel. Pageturner zit vol met dit type gedragswetenschappelijke principes die de gewoontevorming van ouders moeten aanjagen. Dat is al zichtbaar in de duur van het programma; dertien weken, de tijd die nodig is om een gewoonte te vormen. Gemak is een ander principe. Het loont om barrières weg te nemen die een verandering in de weg staan. Pageturner maakt het ouders zo simpel mogelijk, met een ondubbelzinnig advies: lees zoveel mogelijk digitale boeken. Deelnemers ontvangen bij aanvang een koptelefoon voor hun kind. Daarmee wordt het principe van wederkerigheid als sociale norm ingezet, het gevoel ‘dat je iets terug moet doen’. Het basisprincipe van Pageturner doet denken aan de stappenteller op een telefoon. Ouders formuleren leesdoelen – deze week zeven boeken – en krijgen feedback over hun voortgang. Dat gebeurt niet alleen tijdens de trainingsbijeenkomsten, maar ook via pushberichten  op hun telefoon (‘Je bent er bijna, nog twee te gaan’) en op het platform waar ze de boeken bekijken. Op dat platform zijn functies ingebouwd die zijn afgekeken van Netflix. Na het uitlezen van een boekje start bijvoorbeeld automatisch het volgende.
 

Veelbelovend


Het Pageturner-programma is meerdere malen getest en geëvalueerd, steeds op bescheiden schaal. Ook dat is een principe; veel onderwijsinterventies worden te snel uitgerold. Het Kohnstamm Instituut vond dat Pageturner de voorleesroutine van ouders positief veranderde. Bus (2020) stelde het effect daarvan op de taalontwikkeling van hun kinderen vast. Ook eerdere onderzoeksuitkomsten zijn veelbelovend (Van den Broek, 2021). Tijd om Pageturner op grotere schaal uit te rollen. Dat gaat volgend schooljaar gebeuren. Het Education Lab (VU) leidt het landelijk effectonderzoek.

 

Bronnen:

Bus, A.G. & Anstadt, R. (2020). Thuis voorlezen met digitale prentenboeken. Een veelbelovende interventie voor twee- en driejarigen met een taalachterstand? Amsterdam: Kohnstamm Instituut. Rapport 1058.

Justice, L. M., Logan, J. R., en Damschroder, L. (2015). Designing caregiver- implemented shared-reading interventions to overcome implementation barriers. Journal of Speech, Language, and Hearing Research, 58, 1851–1863.

Passaretta, G., Skopek, J. en Huizen, T. van (2022). Is Social Inequality in School-Age Achievement Generated before or during Schooling? A European PerspectiveEuropean Sociological Review, Vol. 38, Issue 6, 2022, 849–865.

Van den Broek (2021). Het stimuleren van online voorlezen bij peuters met risico op een taalachterstand Gedragsaanpak en pilotresultaten Fase 3 en 4 van project HOE?-2, gefinancierd vanuit de subsidieregeling Tel mee met Taal van SZW/OCW 2019/2021. Amsterdam: Behavioural Insights. Rapport 2021.

 

Dit artikel verscheen in Didactief, maart 2024.

Click here to revoke the Cookie consent