Onderzoek

Verliezers en winnaars van de COVID-generatie

Tekst Martijn Meeter, Melanie Ehren en Anne Fleur Kortekaas-Rijlaarsdam
Gepubliceerd op 11-01-2021 Gewijzigd op 11-01-2021
Er is de laatste tijd veel aandacht voor leerlingen die achterstanden opgelopen hebben in de lockdowns. Maar er zijn ook winnaars. Onderzoekers van de VU kijken naar het totaalplaatje en komen met aanbevelingen.


2020 is voorbij. Het was voor niemand een prettig jaar, maar zeker niet voor jongeren. Op sociaal vlak is het voor hen extra moeilijk, maar ook verder zitten ze in de hoeken waar de klappen vallen. Typische scholieren- en studentenbaantjes verdwijnen, maar meer nog zijn het de schoolsluitingen die de waarschuwingen doen klinken van een verloren coronageneratie. UNICEF schatte in november dat wereldwijd meer dan 570 miljoen jeugdigen – 33% van het totaal – getroffen zijn door schoolsluitingen, in 30 landen. Zij hebben tijdens deze sluitingen wisselende toegang tot afstands- en online onderwijs.

De verloren leertijd van dit corona-jaar zou voor deze generatie kunnen doorwerken op de rest van hun onderwijscarrière en daarna op hun positie op de arbeidsmarkt. Een kleine achterstand nu kan ertoe leiden dat jongeren achterblijven, niet meer meekomen, en zo steeds verder achterop raken; ze worden slachtoffer van het Mattheüseffect (naar het citaat in het Mattheus-evangelie: ‘Want wie heeft, die zal gegeven worden [...] maar wie niet heeft, van die zal genomen worden’).

Het hoeft echter niet zo negatief uit te pakken. Denk eens terug aan de verstoring van het onderwijs in Frankrijk in 1968. Stakingen leidden toen tot het sluiten van scholen en het annuleren van eindexamens. Vooral dat laatste resulteerde echter in een zeer succesvolle generatie: het eindexamen bleek een drempel geweest te zijn, en toen die wegviel konden meer jongeren gaan studeren. Dat leidde uiteindelijk tot een jaargang met meer economisch succes dan daarvoor en daarna, en zelfs de kinderen van deze eindexamenjaargang hadden meer succes in het leven dan de kinderen in de jaren daarvoor of daarna. Misschien zijn er ook tijdens deze pandemie ‘onderwijswinnaars’, naast onderwijsverliezers. Dit brengt ons bij de vraag: zal er een corona-generatie komen? En welke groepen kinderen en jongeren zullen dan behoren tot de winnaars, en welke tot de verliezers?

 

Leerverlies voor studenten uit kansarme milieus

Om te begrijpen hoe leerlingen worden beïnvloed door verstoringen in hun onderwijs, moeten we bekijken wat de gevolgen zijn voor leerlingen in verschillende schoolfasen en omstandigheden.

We beginnen bij het basisonderwijs. Door de uitstekende infrastructuur van standaardtesten en leerlingvolgsystemen zijn de gevolgen van corona vergeleken met ander landen in Nederland het beste onderzocht. Eerste analyses gaven aan dat de schoolsluiting van medio maart tot mei leidde tot een gemiddeld leerverlies van een vijfde van een schooljaar, bijna precies gelijk aan de periode dat scholen gesloten bleven. Het leerverlies hing niet af van eerdere prestaties: leerlingen die eerder achterliepen, raakten niet verder achterop dan leerlingen die goed presteerden.

Er waren wel verschillen: het leerverlies was tot 55% groter voor leerlingen met ouders die zelf minder onderwijs hadden genoten. Uit ander onderzoek bleek al dat vooral ouders met een lagere of minder langdurige onderwijsachtergrond moeite hadden hun kinderen met thuisonderwijs te ondersteunen (dan weer vooral in het voortgezet onderwijs). Hoewel zowel hoog- als lager opgeleide ouders schoolwerk evenzeer waardeerden, zei 40% van de ouders met een lage onderwijsachtergrond dat ze zich niet in staat voelden om hun kinderen thuisonderwijs te geven, terwijl 75% van de hoger opgeleide groep daarbij geen problemen ondervond. Die verschillen weerspiegelen ook wat er thuis beschikbaar is aan infrastructuur (dat wil zeggen een plaats om rustig te studeren, laptops,…). 

Er is dus misschien geen reden te spreken van één coronageneratie bij kinderen onder de twaalf, maar er is wel een specifiek probleem bij leerlingen uit kansarme milieus die niet in staat waren om thuis te leren tijdens de lockdowns en die nu zullen worstelen om hun achterstand op school in te halen. Dit geldt vooral wanneer ze op een school zitten met meer welvarende leeftijdsgenoten die zijn blijven leren en waar docenten onvoldoende (kunnen) doen om hun onderwijs te differentiëren om grote prestatiekloven te dichten.

Winnaars: studenten?

Ook uit het hoger onderwijs zijn gegevens bekend over leerresultaten. Die zijn verrassend: studenten waren tijdens de lockdown gedemotiveerd en hadden een lagere waardering voor online onderwijs dan voor onderwijs op de campus. Niettemin lijken zij eerder betere resultaten te hebben geboekt tijdens de sluiting van de campussen dan slechtere. En dit ondanks dat maatregelen als het bindend negatief studieadvies – het wegsturen bij slechte resultaten- een jaar buiten werking zijn gesteld.[1]

Een andere groep die mogelijk baat heeft gehad bij de crisis: studenten die net van het VO zijn gekomen. Voor deze groep werd het centraal-schriftelijke eindexamen in 2020 geannuleerd. Zij kregen hun diploma op basis van het schoolexamen: toetsen die door de scholen worden gemaakt- in de praktijk vaak gemiddelden van meerdere toetsen in de laatste twee jaar. Normaal zou dit niet zoveel gevolgen hebben – als vorig jaar het centraal examen niet had meegeteld, zouden bijna 8 duizend gezakte leerlingen wél geslaagd zijn, maar zouden ook bijna 7 duizend geslaagde leerlingen daardoor juist gezakt zijn. Om leerlingen die hoopten op de centraal-schriftelijke eindexamens niet te duperen, werden er echter resultaatverbeteringstoetsen ingevoerd waarmee schoolexamens konden worden herkanst. Dit leidde tot ongekend hoge slaagpercentages (zie figuur 1).

 



Figuur 1: percentage zakkers eindexamens op alle niveaus VO (Bron: VO-raad).

 

Een deel van de leerlingen die in 2019-2020 van het voortgezet onderwijs naar het hoger onderwijs overstapten wint zo een jaar. Wellicht dat dit even positief uitpakt als de boze Franse ’68-studenten die hun baccalaureaatsexamen weg protesteerden. Zij lijken de duidelijke ‘onderwijswinnaars’ in deze pandemie te zijn.

 

Verliezers: overstappers van PO naar het voortgezet onderwijs

Waar het primair onderwijs tegen achterstanden aankijkt en het hoger onderwijs daar weinig van lijkt te merken, zijn van de tussenliggende niveaus, het VO en MBO, nog geen uitgebreide analyses beschikbaar. In het MBO zijn uitgevallen stages een groot probleem, en het uitvallen van andere vormen van praktijkleren. In het VO zijn de geluiden tot nu toe positief, maar er is geen maatstaf waaraan achterstanden voor de hele sector gemeten kunnen worden.

Er is echter een groep waar de schoolsluitingen wellicht zeer pijnlijk uitpakken: de leerlingen die afgelopen lente in groep acht zaten, en nu met de middelbare school zijn gestart. Zij hadden het schooladvies van de leerkracht op zak. In een regulier schooljaar zou daarna in april een eindtoets worden afgenomen. Dit fungeert als een second opinion waarmee het advies bijgesteld kan worden – naar boven, nooit naar beneden. Deze toetsen zijn in 2020 niet doorgegaan. Volgens schattingen van het landelijk planbureau (CPB ) zijn daardoor 14.000 leerlingen in een lager spoor geplaatst dan wanneer ze de eindtoets wel zouden hebben afgelegd. Dat is 8% van alle leerlingen (2 tot 3 leerlingen per VO-klas), waartussen leerlingen met een migrantenachtergrond, en ouders met een laag opleidingsniveau zijn oververtegenwoordigd. Deze leerlingen zitten nu in een lager schooltype dan anders het geval zou zijn geweest. In theorie kunnen deze leerlingen nog opstromen, maar de kans om op het niveau te blijven waar je start blijft het grootst. Zo zal corona een blijvende invloed op de schoolcarrière van in ieder geval een deel van deze leerlingen hebben.

 

Wat nu?

Zo zijn er twee afgebakende groepen te identificeren die een verloren corona-generatie dreigen te worden: leerlingen in het PO die door een achtergestelde thuissituatie niet hebben kunnen profiteren van online-onderwijs, en leerlingen die de overstap hebben gemaakt naar het VO zonder te kunnen profiteren van de second opinion van de eindtoets.

Gelukkig heeft de regering dit ongelukkige en ongelijke effect van de pandemie erkend. Ze heeft, net als bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk, een financieringsregeling in het leven geroepen waarmee scholen inhaalprogramma’s kunnen uitvoeren voor leerlingen met achterstanden; deze leerlingen krijgen individuele of kleine groepsbegeleiding voor of na schooltijd, of andere soorten (gedrags)interventies om hen in staat te stellen weer aan te sluiten bij het reguliere onderwijs. Als deze programma’s succesvol zijn en scholen doelbewust en met kennis van zaken beslissingen nemen, dan zullen we misschien geen toenemende ongelijkheid en prestatieverschillen en een verloren generatie zien.

Voor de tweede groep heeft het ministerie van onderwijs middelbare scholen verzocht om in de eerste klas leerlingen goed te monitoren, en flexibel te zijn met opstroom. De volgende stap zouden specifieke overgangsregelingen kunnen zijn waarmee leerlingen naar een hoger schooltype over kunnen stappen. Vaak betekent dit naar een andere school gaan; niet gemakkelijk voor iemand van 13 jaar.

Helaas zijn de verstoringen nog niet voorbij. De scholen zijn weer dicht, en ook daarvoor waren leerlingen vaak thuis door zieke leraren of uitbraken in hun klas. We weten nog niet hoe dit van invloed zal zijn op leerlingen die nu in de overgang van het basis- naar het voortgezet onderwijs en van het voortgezet onderwijs naar MBO of HO, of het HO naar de arbeidsmarkt zitten. Maar dat er specifiek in deze overgangen problemen zitten, dat lijkt waarschijnlijk.

De huidige inspanningen voor inhaalprogramma’s kunnen potentiële schade verzachten, maar de uitvoering van deze programma’s zal waarschijnlijk ook worden beïnvloed door verstoringen van het reguliere onderwijs. Alleen scholen met genoeg personeel en een goede organisatorische capaciteit kunnen het onderwijs voor alle leerlingen voortzetten en ondertussen leerlingen met achterstanden helpen die in te halen. Tegelijk is dit een kans. De coronacrisis zet de schijnwerpers onbarmhartig op de oneerlijkheden in het Nederlandse onderwijs. We zullen duurzaam moeten investeren in onderwijs voor kansarme leerlingen, bijvoorbeeld door middel van (door de staat betaalde) bijlessen, steun van de ouders bij het helpen van leerlingen met huiswerk, en meer mogelijkheden voor opstromen in het voortgezet onderwijs.

 

Reageren op dit artikel? Mail Melanie Ehren, [email protected]

 

[1] Gepubliceerde analyses komen van de universiteiten, maar tot nu zijn de geluiden uit het HBO dat de resultaten daar gelijkluidend zijn: onvrede, maar geen leerachtstanden of sterkere uitval.

Verder lezen

1 Toenemende segregatie: een noodplan voor de Nederlandse onderwijsdelta?
2 Schoolkeuze en segregatie: doorbreken we de kloof met burgerschapsvorming?
3 Vernieuwd toezicht: wat levert het op?

Click here to revoke the Cookie consent