Interview

‘Van verhalen lezen word je beter’

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 12-12-2012 Gewijzigd op 15-03-2021
Beeld EtiAmmos/Shutterstock
Tijdens het wetenschappelijk congres van Stichting Lezen begin november vertelde de Tilburgse leesonderzoeker Mia Stokmans hoe je aarzelende lezers over de streep kunt trekken. Kies samen een boek en praat erover, is haar advies.

U pleit voor het lezen van fictie. Waarom eigenlijk? 
‘Het geijkte argument is dat het goed is voor je leesvaardigheid. Dat is zonder meer waar, maar dat kun je ook bereiken door kranten en tijdschriften te lezen. Het lezen van fictie heeft echter nog extra voordelen: het is een plezierige tijdsbesteding en je leert je verplaatsen in de ervaringen en gedachten van andere mensen. Dat is maatschappelijk nuttig.’ 

Van verhalen lezen word je een beter burger?
‘Ja, zo kun je het zeggen. Burgerschap heeft te maken met tolerantie en begrip, beide kun je door het lezen van fictie vergroten. Verhalen gaan over levens van anderen en doordat je met de hoofdpersonen meeleeft, leer je je in andere mensen te verplaatsen. Juist die emotionele betrokkenheid is de kracht van fictie. Die betrokkenheid kun je benutten om leerlingen te motiveren om te lezen.’

U hebt veel onderzoek gedaan naar leesattittudes en leesmotivatie. Hoe kun je de leesmotivatie van leerlingen vergroten?
‘Mijn pleidooi is dat de emotionele band met een verhaal de leeshonger vergroot. Je moet dus bewerkstelligen dat leerlingen ontdekken dat lezen leuk is. Dat begint door hen met boeken in contact te brengen en door hen de kans te geven louter voor het plezier te lezen. Vrij lezen in de klas is heel belangrijk. Vul eens een tussenuur op met vrij lezen, dat is vooral belangrijk voor leerlingen die van huis uit niet gewend zijn te lezen. Bij vrij lezen staat leesplezier of hedonistische ervaringen voorop. Maar stimuleer ook om samen te praten over boeken, liefst in kleine groepjes. Zo krijgt de aarzelende lezer ook de kans iets te zeggen.’

Heeft die aarzelende lezer niet meer nodig?
‘Ja, die moet je inderdaad meer begeleiden. De leraar of schoolmediathecaris moet hem helpen een leuk boek uit te kiezen, want de aarzelende lezer struikelt meteen daar al. Een vast voorgeschreven boek voor de hele klas is lastig, want als dat te moeilijk of te saai is, haakt de aarzelende lezer af. Probeer dus een boek op maat te kiezen. En praat ook met hem over waar je kunt lezen. Dat klinkt raar, maar voor veel leerlingen is lezen: aan een tafel zitten met een boek voor je neus. Maar dat is studerend lezen, ofwel een schoolse bezigheid. Terwijl het juist belangrijk is om ontspannen manieren van lezen te ontdekken. Een aarzelende lezer moet je verder vooral stimuleren om over het boek te vertellen: Wat vond je van de hoofdpersoon? Zou jij het ook zo aanpakken? Dus vooral inhaken op persoonlijke leeservaringen.’  

U pleit in het algemeen voor praten over boeken. Waarom is dat belangrijk? 
‘Door te praten over boeken geef je een emotionele lading mee aan lezen. En dat verhoogt zoals gezegd de motivatie. Je leert bovendien wat anderen van een boek vinden en zo krijgt het verhaal meer diepgang. Boeken moeten meer worden dan een verhaaltje, het kunnen ervaringen worden die je deelt met anderen. Uit resultaten van PISA en PIRLS blijkt dat Nederlandse leerlingen goed zijn in technisch lezen, maar relatief laag scoren op hogere leesvaardigheden, waarbij het gaat om het verbinden van implicaties aan teksten. Het gaat  niet om wat ik de wie-wat-waarom-vragen noem, maar om reflectie op de tekst en deze te vergelijken met de werkelijkheid en met je eigen gevoelens en mening. Daarmee wordt fictie leuk en leerzaam.’

Dit interview verscheen in Didactief, december 2012.

    Click here to revoke the Cookie consent