Rekenen blijkt minder taalvrij dan je misschien zou denken. Om bijvoorbeeld de som 52+73 op te lossen bewandelen je hersenen wel degelijk talige paden. Vooral bij optellen en vermenigvuldigen spreekt de taal een woordje mee. Tweetalige leerlingen rekenen sneller en nauwkeuriger in hun eerste (moeder)taal dan in hun tweede taal.
Hoe het precies zit, is onderzocht bij Luxemburgse jongeren. In het tweetalige Luxemburg krijgen leerlingen in het po les in het Duits en in het vo in het Frans. De onderzoekers lieten vo-leerlingen uit verschillende leerjaren optelsommen mondeling oplossen. Alle leerlingen presteerden in het Duits beter dan in het Frans. Hoe moeilijker de opgaven, hoe sterker dit taaleffect. De verschillen verminderden wel naarmate leerlingen ouder waren (en langer onderwijs in het Frans hadden), maar verdwenen nooit helemaal. Niet alleen was Duits hun dominante taal, het was ook de taal waarin ze in de po voor het eerst hadden leren rekenen, waardoor kennis over oplossingsstrategieën zich in die taal in het hoofd genesteld heeft. Transfer naar een andere taal blijkt lastig: het kost tijd en de kans op fouten is groter.
De onderzoekers konden ook een contexteffect aantonen: als leerlingen voorafgaand aan het rekenen eerst een kleine taaltaak kregen, hielp hen dat bij het rekenen in die taal. Dat effect gold alleen voor het Frans, dus de taal die leerlingen minder goed beheersten, en voor de moeilijkere sommen. Conclusie van de onderzoekers: tweetalig onderwijs – of dat nu noodzaak of schoolprofilering is – is mooi, maar kan, zeker bij rekenen en wiskunde, gepaard gaan met cognitive costs.
Amandine van Rinsvelda et al., Solving Arithmetic Problems in First and Second Language: Does the Language Context Matter? In: Learning and Instruction 42 (april 2016), pp. 72–82.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven