Leerlingen die thuis een andere taal spreken, kunnen door hun moedertaal (meer) moeite hebben met bepaalde onderdelen in het Nederlands, zoals lidwoorden of woordvolgorde. Schenk daarom extra aandacht aan die onderdelen, bijvoorbeeld door hen meer te laten oefenen. Die oproep deed bijzonder hoogleraar Folkert Kuiken in Didactief, januari/februari 2017. Hij waarschuwde ook: voorkom dat leerlingen het gevoel krijgen dat hun meertaligheid een probleem is, en benadruk liever dat tweetalig opgroeien voordelen heeft. Zo hebben tweetalige leerlingen een grotere culturele bagage en verwerven gemakkelijker nóg een taal. Toon oprechte interesse, zeggen daarnaast andere onderzoekers, en laat kinderen bijvoorbeeld in een kringgesprek iets vertellen over hun moedertaal of hang in de klas vertalingen op.
Kuikens meest concrete tip: verdiep je in de basiskenmerken van de moedertaal. Want dat helpt je om te doorzien waarom kinderen bepaalde taalfouten (blijven) maken. Nu kan deze tip nogal een opgave en soms zelfs onmogelijk zijn, bijvoorbeeld als je tien kinderen in de klas hebt met allemaal een andere moedertaal. Om je op weg te helpen, hebben we basiskenmerken verzameld van het Marokkaans Arabisch, Turks en Pools.
Kinderen met Marokkaans Arabisch als moedertaal kunnen extra moeite hebben met de woordvolgorde in onderschikkende bijzinnen: ‘Ik denk dat hij gaat naar huis’.
Net als alle talen bevat ook het Marokkaans Arabisch woorden met meer betekenissen, zoals één woord voor ‘moeten’ en ‘nodig hebben’. Dat kan in het Nederlands voor verwarring zorgen: kinderen met Marokkaans Arabisch als moedertaal gebruiken bijvoorbeeld het woord ‘moeten’, wanneer ze eigenlijk ‘nodig hebben’ bedoelen.
Het Marokkaans Arabisch kent geen verschil tussen ‘u’ en ‘jij’.
In het Marokkaans Arabisch kun je het onderwerp weglaten.
Meestal kun je in het Marokkaans Arabisch aan de uitgang van het zelfstandig naamwoord zien hoe je het bijvoeglijk naamwoord moet verbuigen. In het Nederlands kun je dat niet zien.
De tegenwoordige tijd van ‘zijn’ wordt in het Arabisch meestal niet gebruikt, waardoor zinnen als ‘Het huis groot’ of ‘Zij trots als een pauw’ mogelijk zijn.
In het Marokkaans Arabisch spreek je dubbele letters langer uit dan in het Nederlands.
Het verschil tussen stemhebbend en stemloos is belangrijker in het Marokkaans Arabisch dan in het Nederlands. Zo kun je in het Nederlands vaak probleemloos ‘zon’ uitspreken met een s-klank, dus als ‘son’. De luisteraar begrijpt nog steeds wat je bedoelt, terwijl zoiets in het Marokkaans Arabisch een betekenisverschil zou inhouden.
De woordvolgorde is in het Turks vrijer dan in het Nederlands. Zo hoef je in het Turks een vraagwoord niet aan het begin van een zin te plaatsen, maar mag het ook verderop.
Het Turks wordt ook wel een ‘plaktaal’ genoemd: functies bij werkwoorden (zoals de persoonsvorm, tijd of een ontkenning) en naamwoorden (zoals het meervoud, voorzetsels of een persoonlijk voornaamwoord) worden aan het woord vastgeplakt (suffixconstructie). Zo wordt ‘in mijn huis’ in het Turks ‘huis-mijn-in’.
Er is in het Turks geen verschil tussen ‘hij’ en ‘zij’.
In het Turks kun je het onderwerp weglaten.
Bijvoeglijke naamwoorden worden in het Turks niet verbogen. Voor kinderen met Turks als moedertaal is het onderscheid tussen onzijdig en mannelijk/vrouwelijk in het Nederlands daardoor soms moeilijk.
Het hulpwerkwoord is in het Turks onderdeel van het zelfstandig werkwoord. Kinderen met Turks als moedertaal kunnen het daarom lastig vinden om het hulpwerkwoord in het Nederlands goed te gebruiken. Ze plaatsen het bijvoorbeeld samen met het zelfstandig werkwoord aan het einde van de zin.
Het Turks kent voor ontkenningen een suffixconstructie. De ontkenning is dan onderdeel van het woord, zoals in ‘ont-kennen’. Hoe je het woordje ‘niet’ moet gebruiken vinden kinderen met Turks als moedertaal daardoor soms lastig.
Sommige letters worden in het Turks anders uitgesproken, zoals de ‘c’, ‘j’, ‘h’ en ‘y’. Sommige klanken komen in het Turks niet voor, zoals de au-, ou-, ij-, ei-, ui- en ch-klank.
Het Pools heeft een vrijere woordvolgorde dan het Nederlands. Vooral bijzinnen kunnen voor kinderen met Pools als moedertaal een uitdaging zijn: ‘Ik denk dat buiten is koud’.
Ook in het Pools kun je het onderwerp weglaten, bijvoorbeeld als duidelijk is over wie of wat het gaat.
Vrijwel alle tweedetaalleerders hebben moeite met de Nederlandse lidwoorden. Kinderen met Pools als moedertaal zijn daarop geen uitzondering. Het Pools kent helemaal geen lidwoorden, wat het gebruik ervan in het Nederlands voor deze leerlingen extra lastig maakt. Hierdoor kunnen zij bovendien moeite hebben met de verbuiging van bijvoeglijke naamwoorden: ‘Het mooi huis’ of ‘Een blauw auto’.
Het Pools kent geen onderscheid tussen lange en korte klinkers. Daardoor vinden kinderen het soms lastig om dit onderscheid in het Nederlands te horen: ‘vis’ of ‘vies’.
Sommige klanken komen in het Pools niet voor en vragen daarom om extra oefening, vooral de ij-, ui-, eu-, eeu-, uw- en h-klank.
Leerlingen met Pools als moedertaal hebben meestal geen speciale moeite met clusters van medeklinkers, zoals ‘spr-’, ‘kl-’ of ‘-rk’, want deze kennen ze al uit het Pools. Werkwoorden vervoegen levert doorgaans ook weinig problemen op, doordat het Pools een rijkere werkwoordsmorfologie heeft dan het Nederlands. Ook voor kinderen met Marokkaans Arabisch en Turks als moedertaal is werkwoorden vervoegen meestal relatief eenvoudig.
Taalstoornis?
Wat is er aan de hand bij meertalige leerlingen die moeite blijven houden met onderdelen van het Nederlands: moeten zij gewoon extra oefenen of is er misschien sprake van een taalstoornis? Het kan lastig zijn om dat te onderscheiden. Zo lijken beide groepen kinderen soms in eenzelfde fase te blijven hangen, bijvoorbeeld korte zinnen gebruiken of fouten maken in de werkwoordvervoeging.
Vergelijk dan, als het kan, het tweetalige kind met andere tweetalige kinderen met dezelfde moedertaal (en niet met eentalige kinderen, want die ontwikkelen zich anders). Denk je een achterstand te zien? Dan heeft de leerling mogelijk een taalstoornis. Roep zo snel mogelijk de hulp in van een logopedist, het liefst met ervaring in de diagnostiek van meertalige kinderen.
Met dank aan Petra Bos (VU), Elma Blom (UU), Caroline Roset (UvA), Bibi Janssen (UvA) en Jan de Jong (UvA).
Wil je meer weten over deze of andere talen? Kijk dan op meertaligheidentaalstoornissenvu.wikispaces.com, een initiatief van onderzoekers en studenten van de VU.
Dit artikel verscheen in Didactief, april 2017.
1 'Thuistaal staat los van schoolprestatie'
2 Taal is echt hun ding
3 Een taalvriendelijk sausje
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven