Onderzoek

Taal is een klasse apart

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 07-04-2020 Gewijzigd op 25-02-2021
Achtergrond heeft meer invloed op taal dan intelligentie, leerde taalsocioloog Basil Bernstein ons.  

Lang is gedacht dat kinderen uit arbeidersgezinnen dommer waren en het daarom minder goed deden op school. Taalsocioloog Basil Bernstein heeft in de jaren zeventig van de vorige eeuw laten zien dat dit onzin is en dat er iets anders aan de hand is: een mismatch tussen de taal op school en de taal die kinderen uit laagopgeleide milieus van huis uit meekrijgen. Zijn onderscheid tussen twee taalcodes heeft grote invloed gehad op het inzicht dat taal een bepalende factor is voor onderwijskansen.

 


Gratis download 

Dit artikel is een bewerking van het hoofdstuk ‘Taal is een klasse apart’, over het wetenschappelijke artikel van Bernstein, uit het boek Werk maken van gelijke kansen.

Ga voor de volledige tekst met praktische tips en extra bronnen naar www.werkmakenvangelijkekansen.nl.



Plee of toilet?

Mensen van adel zeggen ‘taartje’ in plaats van gebakje en ‘wc’ of ‘plee’ in plaats van toilet. Met deze klare taal onderscheiden ze zich graag van het gewone volk, dat juist met deftige woorden probeert erbij te horen. Dit voorbeeld maakt duidelijk dat taal meer is dan een rechttoe rechtaan communicatiemiddel: het is ook een sociale code. Soms kiezen mensen die code bewust om hun groepje af te bakenen, bijvoorbeeld bovengenoemde adel of jongeren met hun eigen (straat)taal. Maar er zijn ook onbewuste codes. En daar was Bernstein in geïnteresseerd.

Taalsociologen onderzoeken de relaties tussen taal en sociale groepen. Ze kijken bijvoorbeeld of jongeren anders praten dan ouderen of naar het verband tussen sociale klasse en taal. Zo zijn er in de tweede helft van de vorige eeuw diverse onderzoeken gedaan naar uitspraakverschillen tussen arbeiders en de gegoede klasse. Die verschillen leidden nogal eens tot waardeoordelen over ‘lomp’ taalgebruik van arbeiders en boeren die nou eenmaal niet beter wisten.
Dat vond Bernstein te kort door de bocht. Hij zag dat kinderen van Britse arbeiders bij talige vakken veel slechter scoorden dan kinderen uit de midden- en hogere klassen, terwijl de groepen bij wiskunde niet voor elkaar onderdeden. Kennelijk zette niet hun verstand, maar hun taal hen op achterstand. Daar wilde hij meer over weten.

Taalgebruik wisselt naargelang de situatie. In een les gebruik je andere woorden dan tijdens de koffiepauze in de lerarenkamer of ’s avonds thuis. Op basis van vele observaties ontwikkelde Bernstein zijn inmiddels beroemde theorie over twee taalcodes: de beperkte (restricted) en de uitgebreide (elaborated) code.



Alledaags

De beperkte code kent en benut iedereen, van jong tot oud en van laag- tot hoogopgeleid. Het is de taal die je gebruikt in alledaagse situaties en als je mensen goed kent, in groepen en gemeenschappen met een gezamenlijk referentiekader. Dan heb je minder woorden nodig om elkaar te begrijpen: met ‘een halfje wit’ weet de bakker precies wat je wilt.
Deze code kenmerkt zich door een eenvoudige grammatica, kortere, soms onvolledige zinnen en concrete taal, vaak met tussenwerpsels (‘weet je wel’, ‘ja toch?’). Ze is eerder beschrijvend en vertellend dan analytisch en abstract. De beperkte code zorgt voor herkenning en een wij-gevoel en bekrachtigt sociale relaties.



Kennisoverdracht

De uitgebreide taalcode gebruiken mensen in situaties waarin ze elkaar niet of minder goed kennen. Er is dan meer omhaal van woorden nodig. Je kunt immers geen beroep doen op gedeelde kennis en ervaringen.
De uitgebreide code leent zich bovendien goed om abstractere zaken te bespreken. Ook bij kennisoverdracht, dus op school, is de uitgebreide code nodig: je moet nieuwe dingen uitvoerig uitleggen en toelichten.
Kenmerken van deze code zijn een gevarieerdere woordenschat, langere zinnen en een complexere grammatica. De taal is minder voorspelbaar dan in de beperkte code. Het kost tijd en vaak scholing om de uitgebreide code te leren beheersen. Veel lezen helpt, want boekentaal put per definitie uit de uitgebreide code.



Maatschappelijke lading

Puur talig bezien zijn beide codes waardevol en rijk, stelde Bernstein. Maar ze krijgen een maatschappelijke lading, doordat langs lijnen van deze taalcodes klassenverschillen zich openbaren.
Want iedereen beheerst en benut de beperkte code, maar dat geldt niet voor de uitgebreide code. Als mensen door hun werk nauwelijks de uitgebreide code (hoeven) bezigen, leren hun kinderen die ook niet. Kinderen uit hoger opgeleide milieus krijgen daarentegen beide codes met de paplepel ingegoten. Daarmee krijgen ze betere kansen, want beheersing van de uitgebreide code is nodig om te leren.
Precies wat Bernstein zag in Britse schoolklassen. Hij heeft zijn codetheorie vaak in de praktijk getoetst. Zo vroeg hij eens twee kleuters, de een uit een arbeidersgezin en de ander uit een middenklassengezin, een verhaaltje te vertellen bij vier afbeeldingen. Laatstgenoemde kleuter legde alles goed uit en vertelde een samenhangend verhaal dat voor de luisteraar ook begrijpelijk was zonder naar de plaatjes te kijken. De kleuter uit het arbeidersgezin slaagde daar niet in. Niet omdat hij dom was, maar omdat hij er de woorden niet voor had.

Iets vergelijkbaars bleek uit zijn onderzoek onder 24 jongens (15 tot 18 jaar). Hij verdeelde ze op basis van intelligentie in vijf groepjes en liet die samen praten over de afschaffing van de doodstraf (destijds in Groot-Brittannië zeer actueel). De invloed van klasse op taal bleek die van intelligentie ver te overtreffen. De middenklassenjongens gebruikten complexere werkwoordconstructies en meer ongebruikelijke bijwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voegwoorden. Ze gebruikten bovendien vaker ‘ik’, terwijl de jongens uit de arbeidersklasse het vaker over jullie en zij (meervoud) hadden.



Verbreed het palet

Dankzij het onderzoek van Bernstein is er steeds meer aandacht voor de invloed van taal op schoolloopbanen. Bij een mismatch tussen de thuistaal en de schooltaal staan kinderen meteen al op achterstand. Dat is ruimer dan woordenschat; beide taalcodes verschillen juist grammaticaal sterk van elkaar. Via de grammatica van de uitgebreide code druk je verbanden uit, zoals oorzaak en gevolg, tegenstellingen en tijdrelaties. Moet je als leraar dan je taal aanpassen? Zeker niet. Want de uitgebreide code is juist het voertuig om kennis over te dragen.
Maar de les van Bernstein is: als leerlingen jou niet begrijpen of opdrachten slecht maken, hoeft dat niet altijd te liggen aan hun intellectuele vermogens. De taal zelf kan het struikelblok zijn. Dat los je alleen op door leerlingen in te wijden in de uitgebreide taalcode. Inmiddels weten we steeds beter wat daarvoor nodig is, van voor- en vroegschoolse educatie tot en met veel voorlezen en aandacht voor taal bij andere vakken. Het uitbreiden van het taalrepertoire van je leerlingen kost tijd, maar je vergroot daarmee wel hun kansen.
 

Bernstein, B. (1971). Class, codes and control: Theoretical studies towards a sociology of language. London: Routledge.
 



Dit artikel verscheen in Didactief, april 2020, als onderdeel van de serie 'Klassieker van de maand'. 

Verder lezen

1 Klassieker van de maand
2 Werk maken van gelijke kansen
3 Spreken op maat

Click here to revoke the Cookie consent