In zijn artikel legt David Geary haarfijn uit waarom dat zo is: het heeft alles te maken met hoe ons brein evolutionair gevormd is. Om dat te begrijpen reizen we even met hem terug naar de oertijd.
Mensen zijn net dieren. Ze weten instinctmatig hoe ze moeten handelen. Dat is maar goed ook, want als je overal over na moet denken, red je het als soort niet. Je moet snel kunnen vluchten bij gevaar en herkennen waar het veilig is en waar voedsel te halen is.
Het vermogen om die kennis op te doen zit ingebakken in ons lijf. We leren die vanzelf, zonder er veel moeite voor te hoeven doen. Zo leren we gezichten herkennen door te kijken en vergelijken, leren we praten door te luisteren en lopen door vallen en opstaan. Allemaal vormen van leren die, evolutionair gezien, noodzakelijk zijn om te overleven. Geary spreekt daarom van biologisch (of evolutionair) primair leren. Het is leren langs de korte weg, waarbij ons brein kennis rechtstreeks opslaat in het langetermijngeheugen, dus zonder bewuste en moeizame verwerking in het werkgeheugen.
Primair leren is krachtig en stuurt onze aandacht als vanzelf naar zaken die er evolutionair toe doen: andere mensen, andere levende organismen (zoals dieren) en onze leefomgeving en bruikbaar ‘gereedschap’ daarin. Kunnen samenwerken, weten welke dieren gevaarlijk zijn en welke planten giftig, waar je een stok voor kunt gebruiken en welke mensen je kunt vertrouwen was (en is) van levensbelang.
Maar ook in de oertijd raakten mensen weleens in nieuwe situaties verzeild. Bovendien is de samenleving alleen maar complexer geworden. Met louter spontaan leren lukt het niet meer om je staande te houden in snel veranderende sociale en ecologische omstandigheden. Daarom heeft het menselijk brein ook een systematisch probleemoplossend vermogen ontwikkeld. Hiermee kunnen we aangeboren neigingen onderdrukken en systematischer en bewust leren.
Geary noemt dit evolutionair secundair leren. Dit omvat alle kennis die we niet spontaan opdoen, maar die we wel nodig hebben om te functioneren in de samenleving. Het is geen natuurlijke, maar culturele kennis, zoals lezen en schrijven, rekenen en weten welke informatie wel of niet betrouwbaar is. En om die kennis over te dragen is onderwijs uitgevonden.
Onze aanleg tot secundair leren is evolutionair gezien veel jonger dan onze aanleg tot primair leren. En daar, zo stelt Geary, moeten we in ons onderwijs rekening mee houden. We moeten spontaan leren onderdrukken om bewust leren een kans te geven. Om een simpel voorbeeld te noemen: leerlingen moeten leren om niet bij elke beweging van een klasgenoot of geluid op straat op te kijken – wees niet bang oerbrein, het is hier veilig, er loert geen holenbeer op je – maar zich te blijven concentreren op de schooltaak.
Ons brein wil verder het liefst zaken snel oplossen. Het leunt daarbij op spontaan aangeleerde regels, oftewel ezelsbruggetjes. Ons brein vult zelf ontbrekende informatie in, ordent en rangschikt razendsnel en denkt: als iets of iemand één kenmerk heeft van een bepaalde groep, zal het alle andere eigenschappen van die groep ook wel hebben. Lang haar? Dat is (meestal) een vrouw. Handig om snel te navigeren in de wereld om ons heen, maar het kan ook leiden tot misvattingen en stereotyperingen. Dus moeten we ons hoofd erbij houden en verder kijken dan onze neus lang is.
Daarvoor is bewust aangeleerde (secundaire) kennis nodig. Die secundaire kennis verwerven kinderen niet door louter observeren, spelen en uitproberen. Dat lukt bij leren praten en lopen heel goed, maar voor lezen en fietsen is meer nodig. Namelijk een leraar (een volwassene) die hen aan de hand neemt en voordoet hoe het moet.
Secundaire kennis verwerven gaat bewust, en dat kost moeite die vraagt om actieve inzet. Ons brein kan niet via een olifantenpaadje rechtstreeks naar het langetermijngeheugen, maar moet de lange route via het werkgeheugen doorlopen. Leerlingen moeten zich ertoe zetten en dat vraagt om motivatie, dus ook om iemand die hen weet te motiveren zich ervoor in te zetten.
Dat leren op school niet vanzelf gaat, is niet alleen goed om zelf bij stil te staan, maar draag dat ook uit naar leerlingen: het is niet raar, maar juist heel normaal dat je iets niet meteen kunt. Niemand leert spontaan schrijven of vermenigvuldigen. Iedereen moet er moeite voor doen, de een wat meer dan de ander, maar die moeite loont altijd.
Het betekent niet dat primair leren op school helemaal uitgebannen hoeft te worden. Sterker, dat kan ook helemaal niet, want het is een natuurlijke aandrang. En daarvan kun je juist goed gebruikmaken om leerlingen te motiveren, stelt Geary. Zijn advies is om het grijze gebied tussen primair en secundair leren op te zoeken. Hij noemt als voorbeeld het voorlezen van een prentenboek. Kinderen zijn geïnteresseerd in volwassenen en wat die vertellen (automatische, primaire focus). Tegelijkertijd zijn de plaatjes in het boek abstracte versies van de dingen in de wereld om hen heen en gaat het niet om de hun bekende spreektaal, maar om geschreven taal (secundaire kennis).
Het helpt dus om lesstof te verbinden aan zaken waar leerlingen van nature al op gefocust zijn, zoals de directe leefomgeving en sociale processen. Het is een van de redenen waarom samenwerkend leren stimulerend werkt. We zijn nu eenmaal sociale dieren die graag van elkaar leren.
Gratis download
Dit artikel is gebaseerd op het hoofdstuk ‘Een evolutionaire kijk op leren’, over het wetenschappelijke artikel van David Geary, uit het boek Op de schouders van reuzen. |
Dit artikel verscheen in Didactief, december 2021.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven