Onderzoek

Sinterklaaskartoentje

Tekst Redactie Didactief
Gepubliceerd op 16-11-2015 Gewijzigd op 29-11-2018
Sinterklaastijd, maar je wilt eens iets anders met je leerlingen in de bovenbouw van het basisonderwijs dan knutselen? Ga eens aan de slag met spotprenten of cartoons over de goedheiligman. Ondanks kritiek van Cees van der Kooij, lenen bepaalde tekeningen zich wel degelijk voor gebruik als didactisch hulpmiddel.

Bijna alle dagbladen publiceerden in het verleden Sinterklaasspotprenten. Veel bekende Nederlandse en Vlaamse cartoonisten maakten prenten over de goedheiligman. De tekenaars Albert Hahn (1877-1918), Opland (1928-2001) en Len Munnik (1945) maakten zelfs tientallen Sint-Nicolaascartoons. In De Standaard van 1 december 2003 had Zaza (Klaas Storme) al een oplossing voor het Zwartepietenvraagstuk.

Kerndoelen en voorwaarden
De gebeurtenissen rond het Franse blad Charlie Hebdo van 7 januari 2015 bewijzen dat het publiceren van spotprenten levensgevaarlijk kan zijn. Het blad plaatste regelmatig prenten van de profeet Mohammed. Moslimterroristen zagen hierin een aanleiding om twaalf medewerkers van het blad te vermoorden, onder wie vijf cartoonisten. Gelukkig kunnen jaarlijks duizenden prenten in vrijheid en zonder negatieve gevolgen worden gepubliceerd. Deze prenten hebben vaak een positieve invloed op de lezer. Sommige prenten zorgen voor een blik van herkenning en anderen laten de lezer glimlachen.

Het werken met spotprenten is een zinvolle didactische aangelegenheid, die goed aansluit bij kerndoel 51. Hierin staat dat leerlingen bij de 'oriëntatie op jezelf en de wereld' gebruik dienen te maken van 'eenvoudige historische bronnen'. Ze dienen daarbij aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren. Datzelfde geldt voor kerndoel 52, waar staat: 'de leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de (...) tijdvakken.' Een spotprent spreekt kinderen aan door de toegepaste humor en de actualiteit.

Twee voorbeelden
Om een idee te geven hoe je een prent kunt bekijken kun je drie vragen stellen: Wat zien we allemaal? Wat weten we om de prent heen? Wat is de bedoeling van de spotprent?
Ik onderscheid drie soorten sinterklaasspotprenten. Prenten waar Sint op staat als Sint, de zogenoemde Sinterklaas in presentia. Er kunnen echter ook figuren als Sint-Nicolaas worden weergegeven, zoals Willem Drees of Marc Rutte. De goedheiligman is op deze prenten in referentia aanwezig. Tenslotte kunnen er prenten zijn waarop dingen - zoals een staf of een zak - of personen staan die aan de goede Sint doen denken. Het gaat dan om prenten met Sinterklaas in absentia.

We passen de vragen toe op de prent 'Op den morgen van den 6den December'.

1. Wat zien we? Een kind staat met een lege klomp in de hand voor de kachel. Het is gekleed in oude, eenvoudige kleren; het draagt maar één sok. Naast de kachel staat een tweede klomp en een rieten stoel. De ruimte is verder leeg. In de vensterbank staat een plantje. Boven de prent staat: 'Op den morgen van den 6den December' en onder de prent: 'Wat zou St. Nicolaas toch tege me hebbe?' Het gaat hier om een prent met Sinterklaas in absentia.

2. Wat weten we om de prent heen? Hierbij kan gedacht worden aan kennis van de tekenaar en het afgebeelde thema. De prent is gemaakt door Albert Hahn. Hij wordt gezien als de belangrijkste Nederlandse cartoonist uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Hij maakte duizenden prenten, vooral voor socialistische bladen. De prent verscheen in de Notenkraker van 8 december 1907. De bijschriften maken duidelijk dat de prent afkomstig is uit het begin van de 20e eeuw. In dit socialistische tijdschrift, dat bestond van 1907 tot en met 1936, stonden honderden spotprenten over maatschappelijke en politieke misstanden. Dat is dan ook het onderwerp van de prent: het sinterklaasfeest onderstreept de grote verschillen in welvaart in Nederland. De historicus W. Woltz schrijft in Hollands Maandblad van februari 1996: 'Politieke prenten werden ... gezien en geëxploiteerd als strijdmiddel.' Woltz geeft ook aan dat Hahn in zijn tijd een zeer bekende Nederlander was en zijn invloed groot was. Hij maakte veel arbeiders bewust van hun positie. Het verkrijgen van deze informatie vergt zoekwerk, maar internet is een prima vindplaats.

3. Wat is de bedoeling van de spotprent? Hahn klaagt de sociale ongelijkheid in Nederland aan. Juist omdat het om Sinterklaas gaat, is de prent schrijnend te noemen. Het kind gelooft in de goedheiligman die haar diep teleurstelt. Het ziet het niets ontvangen van de Sint als iets persoonlijks en vraagt zich af wat de goede Sint tegen hem heeft. Vanwege de armoede, waar een groot deel van Nederland in 1907 mee te maken had, vond het kind op 6 december niets in zijn klomp, het schoeisel van de armen. Hahn overdrijft in zijn prent. Hij gebruikt deze techniek om zijn visie te demonstreren.

We passen de drie vragen toe op een tweede prent.

1. Wat zien we allemaal? Een miniatuur Sinterklaas - te herkennen aan zijn mijter en baard - hangt aan de tak van een spar. Er zijn een paar streepjes onder zijn voeten getekend. Hij heeft de armen stijf naast zijn romp hangen.

2. Wat weten we om de prent heen? De prent is gemaakt door Len Munnik en verscheen op 4 december 1992 in Trouw. Munnik tekende tientallen spotprenten over Sinterklaas. Het 5-decemberfeest inspireert hem. Hij tekent meestal positief over het feest. Hij wil de centrale waarde van het feest, het geven zonder iets terug te verlangen, voor onze cultuur bewaren. In de tijd van de prent was er veel discussie in Nederland over het nut en karakter van het feest.

3. Wat is de bedoeling van de spotprent? Hij verscheen in een tijd dat steeds meer Nederlanders met Kerstmis elkaar cadeaus gingen geven in plaats van met 5 december. In de jaren negentig van de vorige eeuw zag je ook steeds eerder etalages vol kerstspullen. Len Munnik vond dit een bedreiging van het Sinterklaasfeest. Hij brengt dit treffend in beeld door de goedheiligman als hanger in een kerstboom weer te geven. Het gaat hier dus om een prent met Sinterklaas in referentia; de hanger verwijst naar de goedheiligman. Sinterklaas is verworden tot decoratie van Kerstmis. Sint is echter juist het feest waarop we niet alleen iets aan elkaar geven, maar waarbij we ook om elkaar geven. Dit is de boodschap van 5 december en dit is de boodschap van Len.

Spotprenten kunnen nogal ingewikkeld zijn. Didacticus Cees van der Kooij schrijft in Geschiedenis en samenleving kritisch over het gebruik van cartoons op de basisschool. Het vergt volgens hem 'denkstappen die een kind nog niet kan maken' Van der Kooij, 2009: 286). Zijn kritische noot gaat op voor veel spotprenten, maar tussen de paar duizenden prenten die ik over Sinterklaas verzamelde zitten er tientallen die je op school kunt behandelen. Het is de taak van de leerkracht om van tevoren bladen of sites te selecteren waarop prenten staan die wel door kinderen bevraagd kunnen worden. Wie met spotprenten rond Sinterklaas aan de slag gaat, zal ontdekken dat het gezegde 'een beeld zegt meer dan 1000 woorden' op deze prenten van toepassing is.

Didactische mogelijkheden

1. Het houden van een kringgesprek over een aantal prenten.
Stel vragen over (de achtergrond van) de prenten, zoals: Wat zien we allemaal? Wat weten we om de prent heen? Wat is de bedoeling van de spotprent? Waar vraagt de cartoonist aandacht voor? Ben je het eens met de tekenaar? Zorg ervoor dat alle kinderen kunnen meekijken. Prenten kunnen ook in chronologische volgorde worden gelegd.

2. Houd een powerpoint-presentatie over de prenten. Deze kan vergezeld gaan van een opdrachtenblad met vragen over de cartoons.

3. Geef opdracht zelf prenten op internet te zoeken. De leerlingen zouden dan bijvoorbeeld twee prenten met elkaar kunnen vergelijken aan de hand van de vragen die bij 1. zijn gesteld. Ook kan gevraagd worden waarom ze deze prenten kozen en welke hen het meeste aanspreekt. Kinderen kunnen juist bij actuele onderwerpen prenten zoeken. De leerkracht kan ook een abonnement nemen op dagbladen via nieuwsindeklas.nl. Het gaat om een tijdelijk en gratis abonnement.

4. Verdeel de klas in groepen. Elke groep verzamelt prenten uit bladen of van internet. Ieder groepje krijgt een thema aangereikt. Denk aan het verzamelen van politieke prenten of het zoeken van prenten die gaan over het feest zelf, of informatie over de cartoonisten.

5. Houd een interview met een tekenaar, bijvoorbeeld nadat leerlingen diverse Sinterklaasprenten van een cartoonist hebben bekeken. Ze kunnen dan vragen formuleren, de beste eruit kiezen en deze - per mail of telefonisch - aan de tekenaar stellen. De leerlingen maken een korte presentatie van hun gegevens en bespreken die met de klas.

6. Laat de leerlingen in groepjes stellingen bij prenten formuleren en er over discussiëren. De leerkracht inventariseert de beste stellingen. De kinderen kunnen in groepjes van vijf de placematmethode gebruiken. De leerkracht kan zelf ook stellingen maken en met de groep bespreken.

7. Geef een tekenopdracht met een historische impact. De kinderen bedenken een actueel thema waar ze een prent over zouden willen maken. Wat is hun mening over dit onderwerp? Welke technieken zijn te gebruiken? Denk aan symboliek en overdrijving. Na afloop kan worden gezocht naar prenten over dit onderwerp. De tekeningen kunnen worden vergeleken met bestaande cartoons.

Tekst: Jan de Bas

Gepubliceerd op 16 november 2015
 

 

Literatuur

  • Mike Artel (2014), Leuke cartoons tekenen. Oosterhout.
  • Jan de Groot (2006). De Notenkraker. Korte schets van een 'politiek-satyriek weekblad', 1907-1936. Groningen.
  • Cees van der Kooij en Marjan de Groot-Reuvekamp (2009), Geschiedenis en samenleving. Kennisbasis, inhoud en didactiek. Groningen /Houten.
  • Judith Moortgat (2006), Spotprenten. AO-reeks, Lelystad.
  • W. Woltz (1996), 'In de spotprent mag alles', Hollands Maandblad 37, no. 2, 17-20.

 

Click here to revoke the Cookie consent