Interview

Sander Dekker over zijn ideale artikel 23

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 20-12-2016 Gewijzigd op 20-12-2016
Zijn wetsvoorstel ‘Meer ruimte voor nieuwe scholen’ ligt bij de Raad van State en gaat als het aan Sander Dekker ligt nog voor de verkiezingen naar de Tweede Kamer. Didactief vroeg de staatssecretaris naar zijn ideale artikel 23 en zijn weerwoord op mensen die dit willen afschaffen.  

We zitten in een zijkamertje van het Jeroen Bosch Art Centre. Rond ons dendert en golft het feestgedruis van de 100-jarige jubileumviering van de Brabantse rooms-katholieke scholenvereniging Ons Middelbaar Onderwijs (OMO). Dekker heeft zojuist een toespraak gehouden over de waarde van artikel 23 én over de noodzaak om dit bij de tijd te brengen: ‘De vertaling van artikel 23 is zo rigide dat het onderwijs de facto op slot zit.’

Allereerst, wat beweegt een liberaal zich te committeren aan artikel 23? In Didactief riep JOVD’er Rutger de Ridder het onlangs juist uit tot een historische vergissing.
‘Ik zal niet verhullen dat er onder partijgenoten best verschillend over wordt gedacht. Mensen zeggen vaak dat liberalen de vrijheid van onderwijs hebben ingeruild voor het algemeen kiesrecht in 1917. Maar die vrijheid van onderwijs gaat al terug naar Thorbecke (liberaal premier 1848, red.), weliswaar nog zonder gelijke bekostiging, maar hij heeft het mogelijk gemaakt dat bijzondere scholen onderwijs konden geven. Ik vind dat de vrijheid van onderwijs ons ongelooflijk veel gebracht heeft. Er is geen land ter wereld waar ouders en leerlingen zoveel te kiezen hebben als het gaat om verschillende soorten scholen, identiteiten en onderwijsconcepten. Dat is vanuit liberaal perspectief heel belangrijk. Het tweede mooie van artikel 23 vind ik dat het particulier initiatief beloont. Naast openbare scholen geeft het ouders en stichtingen de mogelijkheid om ook een eigen initiatief te starten.’

En dat mag nog ruimer volgens uw wetsvoorstel. Waarom noemt u de vertaling van artikel 23 rigide?
bijzonder onderwijs‘Omdat het in de praktijk ongelooflijk moeilijk is om een nieuwe school te starten, zelfs als er belangstelling voor is en het goede scholen zijn. Volgens de wet kun je een nieuwe school beginnen als je behoort tot een erkende richting, maar in veel gemeenten zitten die richtingen vol. Neem algemeen bijzonder, als je een montessorischool wilt beginnen en er is al een jenaplan in de buurt, wordt er gezegd: sorry, de richting zit vol. Of neem ouders die een openbare school in Limburg willen starten. Dan wordt de belangstelling gemeten en wordt er gezegd: alle kinderen gaan naar katholieke scholen, dus er is geen belangstelling voor openbaar onderwijs. Dat is een soort catch 22 waar je dan in belandt. Tegelijkertijd zien we soms scholen starten waarvan we ons afvragen of die wel echt levensvatbaar zijn of wel kwaliteit gaan leveren. Het overgrote deel van de scholen die starten, is binnen vijf jaar weer verdwenen. Dat zegt ook dat de systematiek van scholen stichten niet goed werkt: goede scholen komen er niet doorheen, slechte scholen wel. Daarom stel ik in mijn wetsvoorstel voor om meer ruimte te bieden voor echt goede ideeën door dat begrip van richting los te laten en bij alle initiatieven door de inspectie te laten kijken of ze hun huiswerk goed hebben gedaan: kunnen ze rekenen op animo van ouders en zit het plan inhoudelijk goed in elkaar.’

Dat laatste gebeurt nu niet. Hoe zou zo’n kwaliteitstoetsing vooraf eruit moeten zien?
‘Waar de belangstellingsmeting nu nog vaak een ingewikkelde wiskundige formule is die eigenlijk weinig meer met de realiteit te maken heeft, gaan we straks de reële belangstelling van ouders meten: kan de school echt laten zien dat er ouders zijn die hun kind ernaartoe willen sturen? En verder kijken we of de school kan voldoen aan de wettelijke deugdelijkheidseisen, zoals gekwalificeerde en bevoegde docenten, alle kerndoelen in het curriculum en een goede zorgstructuur. En we gaan serieus toetsen of bestuurders bonafide zijn. Het gebeurt wel eens dat een school sluit omdat de kwaliteit onder de maat is en dat zo’n zelfde bestuurder de volgende dag doodleuk een aanvraag indient voor een nieuwe school. Nu hebben we geen enkel middel om dat tegen te houden.’

Ook burgerschap, of Nederlandse kernwaarden, vormen een kwaliteitscriterium heb ik begrepen. Waar hebben we het dan over?
‘Burgerschap is een van de deugdelijkheidseisen: een school, ook een bijzondere school, moet bijdragen aan goed burgerschap en sociale integratie. Nu vind ik zelf die burgerschapsopdracht in de wet nog een beetje vaag. De inspectie zegt ook dat diverse scholen eigenlijk niet weten wat er van hen wordt verwacht. Maar je mag van nieuwe scholen vragen dat ze goed onderwijs geven dat past binnen onze opvattingen van goed burgerschap. Ik laat momenteel door de inspectie onderzoeken hoe scholen dit in de praktijk doen. Vervolgens kunnen we de burgerschapsopdracht verder verduidelijken.’  

Om maar concreet te worden: de Stichting Islamitisch Onderwijs (SIO) in Amsterdam voldoet daar niet aan?  
‘Inderdaad. Ik kan me niet voorstellen dat een school waarvan de bestuurders een terroristische organisatie verheerlijken, Nederlandse kinderen kan leren wat het betekent om goed mee te draaien in onze maatschappij.

Het is een voorbeeld waarbij het huidige artikel 23 faalt, die kan zo’n school wettelijk niet tegenhouden.
‘Nou, dat doen we nu wel. De rechtszaak daarover loopt nog. Maar ik zou dat inderdaad een nog steviger basis willen geven.’

OMO is in 1916 gestart in twee woonhuizen, er starten anno nu ook nog steeds scholen in een huiskamer. Haalt zo’n school straks de kwaliteitstoets?
‘Nou, als je als school echt serieus wilt beginnen, dan moet dat meer zijn dan in een huiskamer. Als je niet meer dan zes kinderen weet te trekken, is het de vraag of je school levensvatbaar is. Dus nee, dat komt niet door de toetsing.’

En de Iederwijs-scholen? Die beantwoordden wel aan de behoefte van ouders, maar slaagden er niet in bekostiging te krijgen. Een typisch slachtoffer van het huidige artikel 23?
‘Nee. De inspectie heeft op een gegeven moment ook gezegd dat de kwaliteit van het onderwijs op heel veel po- en vo-vestigingen van Iederwijs onder de maat was. Bij kwaliteit horen ook bevoegde docenten. Iederwijs had destijds de opvatting dat iedere man of vrouw voor de klas een iederwijzer was. Iedereen kon onderwijs geven. Dat is een creatieve gedachte, maar ik vind onderwijs geven een echt vak. Dus nee, dat soort onderwijs zou er met de nieuwe wet ook niet doorkomen.’

witte en zwarte scholenEen belangrijk argument tegen artikel 23 is dat het segregatie in de hand zou werken. Hoe kijkt u daartegenaan?
‘Ik vind dat een vals argument. Tuurlijk, ik zie ook hier en daar wel segregatie op scholen, maar dat is de segregatie van de wijken die zich door vertaalt naar de klassen. Ik kom zelf uit Den Haag, en ja, een basisschool in Benoordenhout is vaak wit en een basisschool in de Schilderswijk vaak zwart, of het nu openbaar of bijzonder is. Dat heeft te maken met de opbouw van een stad en je mag niet van het onderwijs verwachten dat ze dat maar even gaan repareren. Als mensen vinden dat we naar één soort openbaar onderwijs moeten gaan, zou ik zeggen: neem eens een kijkje in Frankrijk. Doen ze het daar nou echt zoveel beter? Ik vind de problemen met segregatie daar vele malen erger dan bij ons.’

Diverse politici pleiten voor een acceptatieplicht: bijzondere scholen zouden kinderen weigeren die niet voldoen aan de geloofsovertuiging. Een valide argument?
‘Ik vind dat als je uitgaat van artikel 23, met scholen die staan voor een bepaalde identiteit, je ook mag vragen van ouders die hun kinderen inschrijven dat ze die identiteit onderschrijven. Dat is het idee van een gezamenlijk referentiekader. Overigens vind ik het probleem zwaar overtrokken, want het gaat echt maar over een handjevol scholen die daarom vraagt. Het overgrote deel van het bijzonder onderwijs gaat daar vele malen soepeler mee om. Kijk naar de OMO-scholen, daar zitten ook heel veel kinderen van andere gezindten.’

Het openbaar onderwijs heeft die acceptatieplicht wel, waarom het bijzonder onderwijs dan niet?
‘Dat is nou net het verschil tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Maar nogmaals, in de praktijk is dit probleem marginaal. Ik vind het bovendien echt heel vilein dat voorstanders van de acceptatieplicht het voorstellen alsof scholen met een beroep op artikel 23 zorgleerlingen buiten de deur proberen te houden. Dat kan helemaal niet, want scholen met toelatingseisen moeten heel precies aangeven op basis waarvan zij kinderen toelaten en zorg mag daar nooit een onderdeel in zijn. Dus ook hier weer zie je dat de discussie over acceptatieplicht onkies en niet fair wordt gevoerd.’

Sommige mensen zijn bang dat met meer ruimte voor scholen de vrije markt gaat regeren en dan krijg je Maurice de Honden die geld gaan verdienen met het stichten van scholen.
‘Dat vind ik geen reële angst. Bekostigde scholen zijn stichtingen of verenigingen en die mogen geen winstoogmerk hebben. Dus een bekostigde school waarmee je geld gaat verdienen, dat kan nu niet in de wet en straks ook niet. Bovendien is de bekostiging van scholen niet zodanig dat je zoveel geld kunt overhouden en er rijk van wordt. Ook nu al kopen scholen boeken en computers in, ja, daar kunnen bedrijven aan verdienen. Dat zal straks ook gebeuren, maar er zijn en blijven voldoende checks in het systeem om belangenverstrengeling te voorkomen.’

U heeft de afgelopen maanden al het nodige getoetst bij het onderwijsveld. Hebt u het idee dat er draagvlak is voor uw wetsvoorstel?
‘Heel eerlijk: dat is wisselend. Sommige gemeenten en initiatiefnemers zijn enthousiast. Maar ook gevestigde belangen spelen een rol. In een bijzonder geval vond ik dat ook volledig terecht: het ging om bestaande kleine scholen die in hun omgeving de laatste school van een richting zijn, die werden door een heel vroege versie van het wetsvoorstel bedreigd. Dat hebben we aangepast. Maar ik zie bijvoorbeeld dat Verus relatief kritisch is. Terwijl ik denk: juist het katholieke en protestants-christelijke onderwijs hebben hun bestaan te danken aan de vrijheid van onderwijs. Gun nou anderen ook waar je zelf gebruik van hebt kunnen maken.’  

Word u als liberaal uit een gereformeerd nest blij van zo’n dag als vandaag, de viering van 100 jaar OMO?
‘Ja. Ik vind het heel mooi om te zien hoe groot de betrokkenheid is van de scholen, de gemeente en de provincie en hoe dat echt wordt gezien als ‘onze’ scholen. Misschien is dat ook wel een verworvenheid van artikel 23: een groot gevoel van eigenaarschap. Dat vind ik heel mooi. Ik denk dat dat ook voor een groot deel de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs bepaalt.’

Lees ook: Artikel 23 vanaf de kansel

Click here to revoke the Cookie consent