Het maatwerkdiploma, werken op leerpleinen, leren wat je zelf wilt leren: de leerling staat tegenwoordig weer volop in het middelpunt van het onderwijs. Veel scholen gooien het one-size-fits-all-idee het raam uit en willen aansluiten bij wat leerlingen willen en kunnen. Dat zou zorgen voor meer motivatie en dus betere prestaties. De talentprogramma’s en technasia vliegen je om de oren. Andere scholen kiezen voor een individuele benadering met als doel om leerlingen gelijke kansen te bieden, bijvoorbeeld door meer onderwijstijd of schakelklassen.
Maar al deze ideeën zijn niet nieuw, zo concludeert de Onderwijsraad in zijn advies ‘De leerling centraal’. Denk aan de reformpedagogiek die rond 1900 ontstond uit kritiek op de eenzijdige focus op leerstof. Het onderwijs moest kindgericht zijn. Later verschoof de focus weer naar het curriculum en nu dus weer terug naar de leerling. Na een tijd waarin leerstof en prestaties centraal stonden, zoals de basisvaardigheden rekenen en taal, komt de leerling weer meer in de schijnwerpers. Een natuurlijke pendelbeweging, lijkt het. Maar niet ongevaarlijk, concludeert de raad, zeker niet nu.
Want wat betekent die nadruk op het individu eigenlijk? De raad schrijft dat je de leerling op verschillende manieren centraal kunt stellen: in de doelen, uitvoering, organisatie of het stelsel van het onderwijs. In de doelen kun je, in plaats van focussen op wat een leerling zou moeten leren, kijken naar wat er volgens zijn ontwikkeling aan bod zou moeten komen of wat hij zelf wil leren, zoals op democratische scholen gebeurt. Het onderwijs heeft echter de verantwoordelijkheid om te zorgen dat kinderen zich ontwikkelen tot mensen die goed kunnen (samen)leven, zo benadrukt de raad.
In de uitvoering van het onderwijs kun je op twee manieren de leerling centraal stellen: vanuit individuele verschillen of vanuit een algemene onderwijsvisie. In het eerste geval sluit je aan bij de onderwijsbehoeften van individuele leerlingen: differentiatie of onderwijs op maat. Hieronder valt ook vaak ‘gepersonaliseerd leren’, waarbij leerlingen bijvoorbeeld eigen keuzes mogen maken. Maar je kunt ook vanuit je onderwijsvisie kijken naar hoe leerlingen volgens jou in het algemeen het beste leren. Denk bijvoorbeeld aan lesgeven volgens de basisbehoeften van leerlingen (autonomie, competentie en relatie) of vanuit een (sociaal)constructivistische visie. Dit soort onderwijs geeft leerlingen vaak keuzevrijheid en eigenaarschap. Ook hierbij plaatst de Onderwijsraad kritische kanttekeningen: is dit wel geschikt voor alle leerlingen?
De leerling centraal in de organisatie van het onderwijs gaat onder meer over het verzet tegen schaalvergroting of het strategisch gedrag van scholen, zoals liever een leerling laten afstromen dan laten zitten. Het toezicht van de inspectie prikkelt dit strategisch gedrag. Op dit punt bepleit de raad juist wel om de leerling centraal te stellen: wat is het beste voor hem/haar?
Bij het onderwijsstelsel gaat het om flexibele leerroutes en aansluiten bij talenten van leerlingen en om het profileren van scholen om aan te sluiten bij wensen van ouders en leerlingen.
Fijn al die opties om de leerling in het middelpunt te zetten, maar is het wel een goed idee? De raad is duidelijk: stel bij botsende belangen het maatschappelijk belang boven dat van het individu.
De raad benoemt twee spanningsvelden. Allereerst kunnen wensen van het individu en die van de maatschappij botsen. Zo kan een leerling of ouder iets vragen van een school, wat tegenstrijdig is met het belang van een groep of van de hele maatschappij. Als leerlingen bijvoorbeeld slechts willen leren wat ze meteen kunnen gebruiken op de arbeidsmarkt, dan sneeuwt de socialiserende functie van het onderwijs onder. En burgerschap, leren leven in een samenleving en democratie, is nou juist voor de maatschappij heel belangrijk, stelt de raad. Maar denk ook aan studiekeuzes (numerus fixus of het tekort aan vakmensen) of de kwestie van brede of smalle brugklassen. Het onderwijs is een van de weinige plaatsen waar leerlingen uit verschillende sociale milieus elkaar ontmoeten, benadrukt de raad. Het is dan ook de ideale plek om te leren met verschillen om te gaan en om een gedeelde geschiedenis en cultuur te leren.
Onderwijs is de ideale plek om te leren omgaan met verschillen
Het tweede spanningsveld is dat tussen keuzevrijheid en kansengelijkheid. Scholen profileren zich om leerlingen te werven bijvoorbeeld vanuit een onderwijsconcept of levensovertuiging of met keuzeprofielen of onderwijsniveaus. Die verschillen maken dat ouders en leerlingen wat te kiezen hebben en zo meer kans hebben om een geschikte school te vinden. Zo kan keuzevrijheid volgens de raad bijdragen aan kansengelijkheid.
Ouders beïnvloeden dat aanbod met hun keuzes. Als ouders massaal kiezen voor de school met heterogene brugklassen, zal de school in de buurt hun brede brugklassen waarschijnlijk ook veranderen in homogene brugklassen. Op deze manier ontstaat ook de toename van categorale scholen ten koste van brede schoolgemeenschappen met alle onderwijsniveaus. Deze ontwikkelingen zorgen voor een grotere kans op segregatie en daardoor een risico voor de kansengelijkheid: leerlingen van verschillende niveaus, milieus en etnische herkomst komen elkaar minder snel tegen. Bovendien is het op een categorale school lastiger om van niveau te wisselen en zo mogelijk op te stromen.
Hoe maak je in dit soort gevallen als overheid, school of ouder de juiste keuze? Waar de belangen van de maatschappij en het individu botsen, daar moeten die van de maatschappij de doorslag geven, adviseert de raad. Hij waarschuwt voor segregatie en ongelijkheid. Het onderwijs moet daar juist een tegenwicht aan bieden.
Het maatwerkdiploma ziet de raad duidelijk niet zitten
Het maatwerkdiploma ziet de raad duidelijk niet zitten. Het is erg belangrijk dat alle diploma’s dezelfde waardes behouden. Een vwo-diploma met een plusdocument is niet beter dan een diploma zonder.
Maar het is niet alleen aan de overheid. Als school kan je bijvoorbeeld bewust kiezen om alle onderwijsniveaus op één locatie te blijven aanbieden, ondanks wensen van ouders, of de samenwerking te zoeken met een school die een ander ‘publiek’ heeft. Zelfs ouders, die toch primair het belang van hun kind voor ogen hebben, kunnen hun steentje bijdragen, vindt de raad, door bewust voor een gemengde school te kiezen of, eventueel samen met andere ouders, een school gemengder proberen te maken. Ieder op eigen niveau kan en moet, aldus de raad, zorgen voor onderwijs dat bijdraagt aan een leefbare samenleving.
Onderwijsraad, De leerling centraal. 2017.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven